Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1812(1812)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] Studenten-bede. Minerva! hoor, verhoor in 't end De bede van een arm Student, En schenk me, aan uwen dienst gewijd, Slechts Van der Palm's welsprekendheid. Gun, dat ik, in één zomerdag, Een Graecus worde als Wijttenbach; En, heb ik zijn Latijn er bij, Ik zal het daar meê doen, als hij. Voor 't Oostersch ben ik wel te vreên, Zoo mij Willmet zijn gaven leen'. Geef, dat ik, met historiepen, Een Wagenaar en Stuart ben, En 't Fransch en Engelsch, tot gerijf, Als een Rousseau en Hume schrijf. Gun, dat op ééns, in stijl en taal, Mij 't licht van Siegenbeek bestraal'. In de oudheid ('k weet er weinig van!) Maak slechts van mij een Winkelman: In 't wis- en natuurkundig werk Mij en Van Swinden even sterk: Een Busching, als Geographist; Een Berkhey, als Naturalist. Geef (k was voor 't schoone nimmer koel) Mij Mengs of Kuyper's kunstgevoel, En wijsheds populairen toon Van Kinker, Kant, of Mendelszoon. Muzijk begeer ik juist niet veel; Slechts Haydn's roem vall' mij ten deel, En voorts een beetje rijmlarij Van Bilderdijk of Loots daarbij: En, wat mijn wenschen kroonen zou, Een meisje, als Spandaw schetst, tot vrouw. Vorige Volgende