baasd over de behendigheid, met welke hij de buigingen zijner stemme en de beweging zijner lippen vermomde. De Kruidenier wilde zoo min voor een toovenaar als voor een bezetene gehouden worden; aan allen, die er belang in stelden, wees hij de middelen, van welke hij zich bediende. Nu eens scheen zijne stem uit de luchtgewesten neêr te dalen, dan wederom uit den grond voort te komen. Naar goeddunken deed hij de stem zich verwijderen of naderen; hij gaf aan dezelve allerlei wijzigingen, welke men begeerde. Op eene zeer grappige, en somwijlen op eene zeer nuttige manier, maakte hij er gebruik van. Zie hier van het laatstgemelde een sterksprekend voorbeeld. Op zekeren dag kwam een zwaarlijvige Abt uit Parijs bij hem; hij bezat drie prebenden, was een groote gierigaard, gaf nimmer iets aan de armen, en liet alle zijne gebouwen vervallen. De Kruidenier gaat met hem naar het bosch Saint-Germain, en spreekt met hem over onverschillige onderwerpen. In een oogenblik dat geen van beiden sprak, komt er uit de lucht eene stem nederdalen, welke den Abt zijne drie prebenden, zijne gierigheid en schraapzucht verwijt, en dreigt, indien hij niet van levensgedrag verandere, hem onder de puinen van zijn huis te zullen doen omkomeh. De Kruidenier houdt zich, alsof hij zwaar verschrikt was; de Abt ziet rondom zich henen, en, niets anders dan eene ledige uitgebreide ruimte vernemende, staat hij als van den bliksem geslagen;
zijne lippen verbleeken, zijne knieën knikken. Hij verlaat den Kruidenier, gaat in de eerste kerk de beste, stort aldaar vurige gebeden, werpt eene rijke gift in de offerkist, en keert naar Parijs terug, met het voornemen om zijne volgende dagen aan afzondering en boetedoeningen te wijden.