bergen maakt, en wel van goud, dat hij uit de bergen graaft; en dat is? raad eens, Lezer! - de Griffioen of Grijpvogel.
‘Maar, vader! zou er waarlijk zulk een vogel in de wereld zijn?’
‘De een zegt neen, en de andere ja, wat er van zij, weet ik niet; dit is ten minsten zeker, dat er verbazende groote en wonderlijke gedrogten in de wereld zijn, en ook van één geslacht, somwijlen een klein getal, waarom dan ook bij weinig menschen gezien geweest - dus is het zeer wel mogelijk dar de gene die dit Beest beschreven heeft, gezien kan hebben. Daar zijn Raven, die men met deze Dieren verwisselt.’
Behalve de genoemde diertjes, loopt het boekje over den Leeuw - Beer - Olifant - Renosceros - Eenhoren - Kameel - Luipaard - Tijger - Stekelvarken - Muilezel - Reiger - Arend - Struis - Krombek - Kalkoen - Raaf - Ekster - Kraai - Paauw - Papegaai - Zeekalf - Schildpad - Kreeft - Heilbot - Haring - Zalm - en Snoek.
Wij kunnen niet zeggen, dat wij naar de voortzetting van dit boekje, immers door dezelfde hand, zeer verlangend zijn.