Tafereelen en Mengelingen, voor het verstand en hart, uit het Dagboek van eenen Rampspoedigen. Te Leyden, bij J. van Thoir. In gr. 8vo. 103 Bl. f 1-5-:
‘Dit werkje is alleen geschikt voor ongelukkigen en rampspoedigen;’ dit zegt de titel niet, maar het voorberigt, terwijl het in ons oog meer aan den titel dan aan het voorberigt voldoet. Die voor lijdenden schrijft, schrijft voor een zeer talrijk en eerwaardig publiek; niemand kan dit beter, ja hij kan het alleen, die zelve veel geleden heeft; maar, zal hij het regt goed kunnen doen, hij doe het dan, wanneer zijne wonden, ja wel eenigermate verzacht, echter nog niet volkomen genezen zijn. In dit geval was deze Schrijver, en hij wist bij ondervinding: ‘hetgeen men eenen lijdenden zegt, moet kort zijn.’ De aanleg van het boekje: kort en afgebroken, herinneringen, wenken, - dit verwachtten wij op het waarlijk lief en menschkundig voorberigt. ‘Ik geef u niet veel,’ zegt de Schrijver; ‘verslind: het niet, maar gebruikt het spade,’ (dit zal spaarzaam moeten zijn.) Maar hoe werden wij te leur gesteld! wij vonden een vreemd en zonderling allerlei; ja, daaronder nu en dan ook iets, dat voor eenen ongelukkigen gesteld zal zijn, - nu en dan, zeer enkel echter, een woord, dat treffen kan; - maar over het algemeen en doorgaans losse aanmerkingen en gezegden, die men even doelmatig in ieder ander boek en voor iederen anderen lezer plaatsen kan; zoo dat wij waarlijk gelooven, dat het kind, eerst zonder doel daargesteld, evenwel eenen naam hebben