Christclijk Handboekje voor Dienstboden. Met eene Opdragt aan onze Huisvaders en Huismoeders. Door G. Benthem Reddingius, Th.D. en Predikant te Assen. Te Groningen, bij W. Zuidema. 1811. In 8vo. 106 Bl. f :-10-:
Eenvoudig, hartelijk, en woorden van waarheid en gezond verstand. In geschiedenis ingekleed, zou ons zoodanig geschrift echter meer bevallen; het zou dan meer gelezen worden, en alzoo meer goeds kunnen stichten. Overigens ziet men bij de opgave van den inhoud, dien wij hierlaten volgen, dat, hoe geleidelijk het ook geschreven zij, vrij wat had kunnen bijeengevoegd (pligt, gebrek, en hulpmiddel, b.v.) en daardoor herhaling en langwijligheid vermijd worden. Het werkje handelt: I. Van de voorregtan vna den dienstbaren staat: 1) Een onbezorgd leven; 2) de zegen van het Christendom, (dat de slavernij vernietigde;) 5) gelegenheid om veel goeds te doen, (dienstbaren zijn zeer nuttige leden der maatschappij.) II. Pligten der dienstboden: 1) Eerbied voor hen, die zij dienen; 2) gehoorzaatnheid; 3) hulpvaardighcid; 4) trouw; 5) stilzwijgendheid; 6) zich wachten voor het misbruik maken van de zwakheid der heeren en vrouwen; 7) tevredenheid; 8) geduld; 9) liesde en eensgezindheid met de mededienstboden; 10) dit alles doen uit het geloof. III. Gebreken, die bij de dienstboden kunnen plaats hebben: 1) Onvergenoegdheid; 2) onwilligheid; 3) eigenwijsheid; 4) onbedachtzaamheid; 5) slordigheid; 6) veranderlijkheid; 7) baatzucht; 8) praatzucht; 9) te groote zucht naar vermaak; 10) speelzucht; 11) wellust; 12) pronkzucht; 13) ontrouw; 14) trotschheid op eerlijkheid; 15) geveinsdheid. IV. Lessen voor dienstboden, ter bevordering van hun bestendig geluk: 1) Een verstandig oordeel vellen over goede en slechte diensten; 2) zich wachten voor gedurige verandering; 3) iets overhouden en sparen van hun