werken, en door gelukkige huwelijken van de neven en nichten bevestigen wil, zoo wel als de herkenning, in een volgend Deel met verlangen te gemoet.
Eene proeve, waaruit men den lieven geest in dit werk kennen mag, rekenen wij onze Lezers schuldig.
‘Rust, zegt de Oosterling, is het ware geluk. De onrustige Europeër jaagt het ongeluk na. - Goud, roept hij, goud is de prijs, daar het geluk voor te koop is. En ik zie zorgen op de voorhoofden van menschen hangen, bij welke vergeleken vorsten zelve arm te noemen zijn.
Beweging is het beginsel des levens in de natuur, zeide mij een Engelschman, die nooit van zijne kamer kwam - in de natuur, zoo wel als in het hart van de menschen. Sedert ik mijn broeders huis gezien heb, zou ik kunnen zeggen: Het leven in den middelstand, tusschen zorgen en kostwinning, is het geluk. Het bloeit enkel in den beperkten kring eener schoone huisselijkheid, waar ieder vrolijk uur op een, vol zorg, te staan komt, waar elk vermaak met eene kleine opoffering gekocht moet worden, waar het hart in eene gestadige beweging gehouden wordt tusschen liefde en zorg, waar elke dag een klein leven is, hetwelk zijnen arbeid vordert, waaruit eene kleine zorg en eene schoone hoop op morgen den mensch op zijne slaapkamer verzelt.
De fout ligt, mijns bedunkens, hierin. Wij besteden te veel zorg aan de middelen tot geluk, en te weinig aan het geluk zelve. Het geluk wil verworven worden, zoo als alles in het leven. Duizendmaal, denk ik, gaat de lukgodin, de vreugde, langs ons verbij, in minuten en kwartiertjes gehuld, en wij laten haar voorbijgaan, zonder haar met eenen oogopslag te verwaardigen; want wij willen dat de godin met pauken en trompetten, met de geheele schaar van haar gevolg, als eene reuzin, in het gewaad van twintig jaren, tot ons zal komen.
Men veracht het vuurrad der vreugde, den kleinen voetzoeker van vrolijkheid, den eenen vuurpijl des vermaaks, en men begeert een vuurwerk uit China. Men heest het tot een rijtuig met een paard gebragt, op hetwelk men zijn vermaak najaagt. Maar de buurman rijdt met vier paarden, en nu jaagt men het vermaak het huis uit.
De bije brengt den rijken honigstok uit duizend kleine