te nemen, zonder redenen en naar willekeur. Gevolgelijk iemand, die zich moeite geeft, om de fijne onderscheidingen, welke in soortgelijke synonyme woorden plaats hebben, aan te wijzen, en duidelijk kenbaar te maken, moet geacht worden, eenen grooten dienst aan Redenaars, Dichters en Schrijvers, te bewijzen, door voor hen, door zijne verzameling van zulke woorden en behoorlijke bepalingen der beteekenissen van de woorden, deze keuze gemakkelijk te maken. Dit is, volgens het Voorberigt van den Heer de flines, niet alleen ten aanzien der Grieksche en Latijnsche, maar ook der Fransche, Hoogduitsche en Engelsche talen, dadelijk geschied. Dan, hoe zeer wij in onze Hollandsche taal insgelijks eenen overvloed van zoodanige Synonyma bezitten, is echter eene verzameling van dezelve, met opgave van de onderscheidene schakeringen in derzelver overigens hoofdzakelijk dezelfde beteekenissen, ons in die taal tot nog toe onbekend. De Heer de flines is daarom reeds lofwaardig, dat hij zoodanige verzameling ondernomen, en ons dezelve, schoon hij ze, met prijswaardige bescheidenheid, slechts eene proeve noemt, heeft medegedeeld, terwijl hij ons hoop geeft, op dit Stukje eenige meerdere te zullen laten volgen, en dan ook daarbij eene Verhandeling over de Synonyma zelve te zullen voegen, waartoe wij wenschen, dat hij tijd en gunstige omstandigheden vinden zal!
Ten aanzien van hetgeen de Schrijver ons in dit Stukje geleverd heeft, moeten wij allezins eene aanprijzende getuigenis geven, te meer, als men de moeijelijkheid dezer onderneming in het oog houdt, daar dikwijls het onderscheid tusschen de beteekenis zoo sijn is, dat het niet dan door de oplettendste opmerkzaamheid waargenomen en naauwelijks voelbaar gemaakt kan worden. Daarenboven, indien men niet willekeurig zal te werk gaan, moeten de bepalingen der beteekenissen haren grond hebben in den aard der taal, of de afleiding en vorm der woorden, of in het gewoon spraakgebruik der beschaafde verkeering, of in het voorbeeld en gezag van naauwkeurige en taalkundige Schrijvers.
Wij willen voor het overige ons niet inlaten in eenige aanmerkingen, hoedanige reeds gemaakt zijn