De keizerin-koningin Maria Theresia.
De Keizerin - Koningin was gewisselijk eene vrouw van veel verstand en zeer deugdzaam; maar hare eenigzins overdrevene godsvrucht deed haar somtijds zich met zaken bemoeijen, die beneden hare waardigheid waren. Op zekeren dag den Prins kaunitz bestraffende, omdat hij eene matres hield: ‘Bevindt uwe Majesteit,’ gaf hij tot antwoord, ‘dat ik Hare zaken slecht bestuur?’ - ‘Neen, zij zijn in goede handen.’ - ‘Wel nu, Mevrouw! dat is het ook alles, waarmede gij u te mijnen opzigte hebt te bemoeijen; het overige verdient uwe opmerking niet.’
Deze Vorstin, op zekeren dag, den Veldmaarschalk coningsek belast hebbende, de vrijdenkende Officieren niet te bevorderen: ‘Mevrouw!’ hernam hij, ‘indien uw doorluchtige Vader eveneens had gedacht, zoude ik nog Vaandrig zijn.’