Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1810
(1810)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeve, over de schoonheid der menschelijke gedaante.(Naar het Engelsch.)
Kleur en Gedaante zijn die gedeelten van schoonheid, welke doorgaans het meest treffen en meest worden waargenomen. Gereedelijk valt het, hiervan reden te geven: te weten, iedereen kan zien, en zeer weinigen kunnen oordeelen: want de schoonheden van kleuren en gedaante vorderen veel minder oordeelkrachts, dan de hoedanigheden, welke in eene nadere en meerdere verwantschap staan met die des verstands. Wat de kleur des ligchaams in 't algemeen betreft, was misschien de schoonste, welke men zich immer kan verbeelden, die, welke apelles aan zijne beroemde venus gaf, en welke, schoon de schilderij zelve verloren geraakt is, cicero ons eenigermate bewaard heeft in de beschrijving, daarvan gegeven: ‘Het was een schoon rood, keurlijk doormengeld en als 't ware in wit ingelijfd, en in gelijkmatige evenredigheid over elk deel des ligchaams verspreid.’ - Van dezen aard zijn ook bij verscheidene Romeinsche Dichters de beschrijvingen van een zeer schoon vel; zoodanig is meestal de kleur van titiaan, bovenal in de slapende Venus van dien Schilder, of welk eene andere Schoonheid dat meesterstuk ons wil voor oogen stellen. De reden, waarom deze kleuren zoo zeer behagen, is niet alleen om derzelver natuurlijke levendigheid, en de grootere mate van bekoorlijkheid, welke zij verkrijgen, door op eene gepaste wijze gemengeld te zijn; maar men hebbe zulks mede toe te schrijven aan het denkbeeld, 't welk zij met zich brengen, van gezondheid, zonder welke alle schoonheid kwijnend wordt en minder aanlokkende, en met welke dezelve altoos een toevoegsel van innemendheid bekomt. Wat de kleur des aangezigts in 't bijzonder betreft, een groot deel der schoonheid is (behalve aan de reeds gemelde | |
[pagina 13]
| |
oorzaken) toe te schrijven aan dé verscheidenheid, door de Natuur bestemd om de grootste kleurmenging in eenig deel des menschelijken ligchaams te verwekken. Kleuren behagen door tegenstelling; en 't is in het aangezigt, dat zij het verscheidenst en tegenovergesteldst zijn. Het moge grillig schijnen, maar het is misschien niet van juistheid ontbloot, dat even 't zelfde, 't welk een schoonen avond maakt, ook een fraai gelaat vormt; namelijk met betrekking tot het bijzonder gedeelte van schoonheid, waarover ik thans spreek. Vergunt mij, dit op te helderen. De schoonheid van eene avondlucht bij het ondergaan der zonne is toe te schrijven aan de verscheidenheid van kleuren, welke zich aan het uitspansel vertoonen. Het zijn de kleine roode wolkjes, met witte doormengeld, en somtijds met donkerder, met den azuren grond, hier en daar er door komende, welke de schoone zamenstelling opleveren, die het oog zoo zeer bekoort en het hart zulk een zacht en zoet genoegen schenkt. - Op dezelsde wijze moogt gij waarnemen, dat het, in eenige schoone aangezigten, zeer veel aan dezelfde kleurverscheidenheid is toe te schrijven, welke daaraan een zoo zeer behagelijk voorkomen schenkt; een voorkomen, 't welk het oog bekoort, en niet zelden het hart verbindend betoovert. Want al deze soort van schoonheid laat zich oplossen in eene gepaste verscheidenheid van vleeschkleur en rood, met het helder blaauwachtige der aderen, bevallig omstreeks de slapen des hoofds zich mengelende en afdalende op de kaken, als 't ware afgezet door de schaduwen van volle, netgebogene wenkbraauwen, en het haar, 't welk op eene bevallige wijze het aangezigt omringt. Bijkans om dezelfde reden is het, dat de keurigste en beroemdste Landschapschilders doorgaans liever den Herfst dan het Voorjaar kiezen. Zij geven de voorkeuze aan de verscheidenheid van schaduwen en kleuren, van een anders kwijnend en vervallend Jaargetijde, boven de frischheid en het groen der krachtvolle Lente. Zij denken, dat al de bekoorlijkheid en levendigheid des Voorjaars rijkelijk vergoed en opgewogen wordt door de keuze, tegenstelling en rijkheid der kleuren, welke zich in den Herfst op elken boom vertoonen. Hoewel iemands oordeel zeer ligt door bijzondere verkiezingen geleid en bepaald worde, (en zulks misschien ten opzigte van dit gedeelte der schoonheid meer dan in eenig ander) schijnt nogtans het algemeen gevoelen welge- | |
[pagina 14]
| |
grond, dat eene geheel schoone Brunet den voorrang verdient van eene geheel Blonde. Het helder bruin schenkt een luister aan alle de andere kleuren, een vuur en eene levendigheid aan de oogen, en eene rijkheid aan 't geheele uitzigt, welke men te vergeefs zoekt in het blankst en doorschijnendst vel. - Raphaël's bekoorlijkste Madonna is eene Brunet; en zijne vroegere Madonnas (of die van zijn middelbaren stijl) zijn doorgaans van eene blanker en min behagende kleur. Alle de beste Schilders in de edelste eeuw der Schilderkunst, omtrent den tijd van leo den X, bedienden zich van die donkerder en rijker kleur. Misschien zou men hierbij mogen aanmerken, dat de heldere lichten, door guido ingevoerd, veel toebragten tot het verval der Schilderkunst, gelijk de verzwakking der kleuren door carlo marat (of diens volgers), zints dien tijd, derzelver val in Italie voltooid heeft. Twijfelachtig is het, of tot het artikel van kleur ook niet moeten gebragt worden eenige zaken, doorgaans met dien naam met bestempeld; als, die blijkbare zachtheid en teederheid van sommiger vel; dat Magdalena-uitzigtGa naar voetnoot(*), in eenige schoone aangezigten, na het weenen; die helderheid zoo wel als de tint van het haar; die gloed van gezondheid, welke op eenige wezens uitschittert; die klaarheid, welke in eeniger oogen uitstraalt; dat gloeijend vuur en die glinstering in andere; - eene en andere dezer bijzonderheden zijn van eene natuur, zoo veel verheven boven de gewone schoonheden van kleur, dat het twijselachtig wordt, of men ze niet in eene hooger klasse te brengen hebbe, en te bestemmen tot de uitdrukking der hartstogten. Ik heb ze nogtans hier vermeld, dewijl zelfs de twijfelachtigste der opgenoemde gedeeltelijk hier zoo wel schijnen t'huis te hooren als elders. Wat de Gedaante betreft, als een gedeelte van 't geen | |
[pagina 15]
| |
de menschelijke schoonheid uitmaakt, hiertoe behoort de wending van elk deel zoo wel, als de zamenstemming van het geheele ligchaam, zelfs tot den boog van eene wenkbraauw en het golven van een haarlok. Misschien heeft men er de houding ook toe te brengen; althans deze, bepaald zijnde, behoort tot dit artikel, waardoor niet alleen verstaan wordt de gestalte van den persoon, maar de stand van elk deel; als, het keeren van den hals, het uitstrekken van de hand, het plaatsen van den voet, en verdere bijzonderheden. De algemeene oorzaak van Schoonheid in de Gedaante van beide de Seksen is eene evenredigheid of eene eenheid en zamenstemming in alle de deelen des ligchaams. Het onderscheidend karakter van Schoonheid in de vrouwelijke gestalte is kieschheid en zachtheid; in de mannelijke, blijkbare kracht en vlugheid. Het schoonste voorbeeld van de eerste verschaft de Venus de Medicis, en van beide laatste, de Hercules van Farnese en de Apollo van Belvedere. In den laatstgemelden doet zich iets op, 't welk buiten onze tegenwoordige Proeve omloopt, 't geen een Italiaansch Kunstenaar Il sovra umano noemde, zoo veel als Bovenmenschelijk. Het is iets, onderscheiden van alle Menschelijke Schoonheid, iets daar boven strevende, iets, 't welk een zweem van 't Goddelijke heeft, 't welk uitgedrukt, of ten minste gepoogd wordt uit te drukken in zeer weinige werken der Kunstenaren, en waarvan zeer weinige Dichters eenige stralen hebben opgevangen in hunne beschrijvingen. De Schoonheid der Menschelijke Gedaante gaat die der Kleur zeer verre te boven: dit is mogelijk de reden, dat, wanneer iemand de beste stukken der Kunstenaars te Rome of thans te Parijs ziet, hij zich dieper getroffen en sterker bekoord voelt door de Standbeelden, dan door de Schilderstukken. Een der oude Romeinsche Dichters, gewagende van een zeer schoon Man, die naar den prijs dong in een der openbare spelen, zegt, dat hij zeer bewonderd werd door alle aanschouwers, bij zijne eerste intrede; doch dat, wanneer hij zich van zijne kleederen ontdeed en de geheele schoonheid van zijne gestalte vertoonde, dit alles zoo verre overtrof, dat men de bewonderde schoonheid van zijn gelaat vergat. - Eene soortgelijke uitwerking baart het zien van de Venus de Medicis. Beschouwt men het aangezigt alleen, het is zeer schoon; doch let men op alle andere fraaiheden van haar maaksel, dan wordt de schoon- | |
[pagina 16]
| |
heid van haar gelaat min tresfende, en gaat in zulk eene menigte van bekoorlijkheden als verloren. Wat de schoonheid van elk deel des menschelijken ligchaams uitmaakt, vindt men in de keurigste werken over de Schilder- en Beeldhouwkunst, en leert ze best kennen uit de beste Schilderstukken en Standbeelden. In 't leven ziet men slechts een klein gedeelte van 't menschelijk ligchaam; het meeste wordt bedekt, vermomd of misvormd door de Kleeding, niet naar de Natuur geschikt, maar naar de grilligheid der afwisselende Mode gevormd; om niet te spreken van de gedrogtelijke misvormingen, die bij vele Volken plaats grijpen, en, als 't ware ingerigt om de Schoonheid te vermeerderen, dezelve met de daad geheel verwoesten. |
|