ging der uitgave, zijn toevertrouwd, eenige levensberigten omtrent dezen waardigen man mededeelt, (waarbij hij de aan hem bewezene hulp van des Hoogleeraars ouden vriend, den verdienstelijken Professor
sypkens, en van deszelfs voortreffelijken leerling joannes bakker, dankelijk erkent,) en dan nog deze en gene aanmerkingen, over den inhoud van deze Opuscula, derzelver uiterlijken vorm, en hetgeen hij er bijgevoegd heeft, laat volgen. De bijvoegselen van lotze bestaan in zeer vele onder den tekst geplaatste Aanteekeningen, waarin hij zijne in de daad uitgestrekte belezenheid ten toon spreidt, ook met opzigt tot de Hebreeuwsche Letterkunde, waarvan hij zich geene geringe kennis toeschrijft, zich van ter zijde beklagende over zekeren Recensent, (wij weten niet, op wien dat ziet,) die had durven zeggen, dat hij van de kritiek des Ouden Verbonds geen werk ter wereld gemaakt heeft. Vooral is door hem veel arbeid besteed, tot afkeuring van de meeste kritische gissingen van venema over het Nieuwe Testament, waarbij wel eens deze vraag bij ons oprees: waartoe dan dezelve, als iets zoo uitgelezens, ter drukperse bezorgd, daar ook de meeste derzelven reeds genoeg bekend waren?
Van verschuir zelven verschijnen in dezen bundel de navolgende stukken:
1. Eene Verhandeling, over Genes. XIV: 18-20., waarin de Schrijver, na het geschiedverhaal uitgelegd te hebben, eenige berigten omtrent den Godsdienst van Melchizedek, en diens onderhoorigen, mededeelt.
2. Eene Verhandeling, over den inhoud van het boek van Jonas, en deszelfs geschiedkundige waarheid, met een Aanhangsel, waarin uit de aanhaling der geschiedenis van Jonas, in het Nieuwe Testament, de waarheid derzelve nader bevestigd, en tegen eenige nieuwere uitleggingen verdedigd wordt.
3. Eene Oratie, over de voorzeggingen, die de Hebreeuwsche Profeten, door goddelijke ingeving en aanblazing, voortgebragt hebben.
4. Eene dergelijke, over het nadeel, dat uit eene verkeerde toepassing van de Oude Huishouding op het Christendom en de Christelijke Kerk ontstaan is.
5. Eene Verhandeling, over den oorsprong en de oorzaken van de dwaze zucht en ijver voor de afgoderij, allermeest bij de Israëliten.
Daarop volgen Akademische Voorlezingen van venema