Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1810
(1810)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis van het Leven en de Regering van Paus Leo den Tienden, door W. Roscoe; verrijkt met Aanmerkingen van den Hoogleeraar H.P.K. Henke. Naar het Engelsch en Hoogduitsch. IIde Deel. Te Haarlem, bij F. Bohn. In gr. 8vo. 387 Bl.Van den aanleg en de uitvoering des bovengemelden Werks, welks Tweede Deel zich thans te onzer overweginge aanbiedt, hebben wij in 't breede gesproken en beide beoordeeldGa naar voetnoot(*). Dit Deel is zoo zeer van gelijken aard, dat het gezegde daar op passe. Dat men, in de Vertaling, alle de Aanteekeningen onder den Tekst gevoegd, en niet deels achteraan geplaatst hebbe, gelijk de Vertaler ons verwittigt, zal zeker den Lezeren wel be- | |
[pagina 533]
| |
vallen. Voor velen, voor de meesten zou het aangenaam geweest zijn, het veelvuldig Latijn en Italiaansch, 't welk men in deze Aanteekeningen ontmoet, verduitscht te zien. Wij bevroeden zeer gereed de moeijelijkheid, welke daar in steekt, ja zelfs dat het geestige, of de slag, somtijds in de bewoording ligt, en dus niet dan met omschrijving, of aanduiding, voor den onkundigen van de vreemde taal vatbaar te maken is, 't geen zeker zijn gebrek heeft; maar nog liever wil men eenig licht hebben, dan geheel in het donker zitten. Gelijk van het vorig Deel, zullen wij het beloop en den inhoud doen kennen, alsmede hier en daar eene Karakterschets uitkippen, ten einde onze Lezers met den inhoud bekend te maken, en iets meer dan een dor geraamte te leveren van een Werk, 't geen een schat van belezenheid bevat. Het VI H. waarmede dit Deel aanvangt, behelst de pogingen van lodewijk den VI tot herovering van Milaan en Napels, en de verbindtenissen te dezen einde door hem met alexander den VI en Venetie aangegaan. Te dezen tijde verliet de Kardinaal de medicis Italie, en deed eene reis door verscheide landen van Europa. - In dit Tijdsgewrichte viel de dood van alexander den VI voor. Van dezen wordt dit Karakterbeeld opgehangen: ‘Wanneer wij de Italiaansche Schrijvers volkomen geloof mogen geven, zoo heeft er nooit een mensch van een afschuwelijker karakter op aarde geleefd dan alexander de VI. Ontembare eerzucht, onverzadelijke hebzucht en wellust, onverbiddelijke en grenzenlooze roofgierigheid; deze en andere misdadige eigenschappen maken het beeld uit, hetwelk van hem zonder eenige bedenking is ontworpen door mannen, wier schriften onder de oogen der Roomsche Kerke uitkwamen. Ook beschuldigt men hem, dat hij de eerste was, die het gebruik invoerde, om, door geheime bespieders, de misdaden tegen den Staat op te sporen; een systhema, 't welk altoos ten verderve gestrekt heeft van elken. Staat, die zich tot het gebruiken van een zoo verachtelijk middel verlaagde. Als Paus vergat hij zijne waardigheid, daar hij bij elke gelegenheid zijne geestelijke magt ten dienste der wereldlijke gebruikte; en hij zou zeer gevoegelijk Jupiter, aan wiens voeten een roofgierige Adelaar den bliksem in zijne klaauwen houdt, tot een zinnebeeld zijner regering hebben kunnen kiezen. - | |
[pagina 534]
| |
De ondeugden, die hem als bijzonder persoon eigen waren, deden wel der wereld minder schade, maar waren des te aanstootelijker. De berigten van zijne levenswijze leveren trekken op van buitensporigheid en zedeloosheid, waardoor elke stand, doch bijzonder eene zoo hooge kerkelijke waardigheid, moest onteerd worden.’ - Deze zwarte trekken poogt roscoe te verzachten, door aan te merken, dat, welke misdaden hij ook immer bedreven moge hebben, men niet ontkennen kan, dat ze zeer zijn vergroot geworden, en dat, ten andere, de gebreken van dezen Paus eenigermate werden opgewogen door verscheide uitmuntende hoedanigheden. In het VII H. vinden wij vermeld de oneenigheden tusschen Frankrijk en Spanje over het Koningrijk Napels. In dit woelig Hoofdstuk, 't geen onder andere den dood van cesar borgia en diens Karakter vermeldt, komt de Kardinaal de medicis te voorschijn, als te Rome wonende, en zich onledig houdende met letteroefeningen en werken van smaak. De nadeelen, zijn Geslacht overgekomen, maakten hem, die van goede siere en rijkelijkheid hield, dikwijls schaars bij den gelde, doch nooit in lustige vrolijkheid. - Paus julius de II, Perugia in handen gekregen hebbende, nam bezit van de heerschappij over die Stad, en droeg dezelve over aan den Kardinaal de medicis. Naijver der Europische Mogendheden omtrent het Gemeenebest van Venetie, met de daaruit gevolgde krijgsverrigtingen, ook in Italie, maken de stoffe uit van het VIII H., te midden van welke Paus julius de II de medici te Florence wilde herstellen, en den Kardinaal, onder den titel van Legaat van Bologna, tot Opperbevelhebber des Legers benoemde. Twist kreeg hij met den Spaanschen Generaal. Te midden onder het krijgsvolk behield de Kardinaal zijne vreedzame ambtskleeding, en bewaarde een zacht en menschlievend karakter. Tot de bedrijven van den krijg was hij, uit hoofde van zijne kortzigtigheid, niet zonderling geschikt; doch des te zorgvuldiger waakte hij voor de goede orde in het leger, en vermaande dikwijls de Officieren en Soldaten nadrukkelijk, om, met moed en eendragtelijk, zichzelven en hunne bezittingen, alsmede de zekerheid van den Heiligen Stoel en de vrijheid van Italie te verdedigen. In het voor zijne Partij ongelukkige en bloedige gevecht bij Ravenna gaf hij, naar 't berigt onzes Levensbeschrijvers, terwijl zoo velen zijner vrien- | |
[pagina 535]
| |
den en aanhangeren sneuvelden verscheide ondubbelzinnige bewijzen van standvastigheid en sterkte van ziel. Weerloos en ongewapend, bevond hij zich midden in het gevecht, en sprak zijne lieden moed in, met die rustigheid en standvastigheid, welke misschien moeijelijker te behouden is, dan de woeste hevigheid, tot welke de mensch, uit zucht om zich te verdedigen, wordt aangedreven. Zelfs toen de overwinning reeds beslist was, verliet hij het slagveld niet terstond, maar bewees den stervenden allen bijstand, en troostte hen in hunne laatste oogenblikken met de hope der onsterfelijkheid. - Hij geraakte gevangen, en werd naar Bologna en Milaan gevoerd, waar hij, in weerwil van zijnen ongunstigen toestand, zijnen rang en het aanzien van den Apostolischen Stoel wist te handhaven. Het IX H. vermeldt de verzoening tusschen julius den II en lodewijk den XII, de herkrijging der vrijheid voor den Held dezes Werks, en de herstelling der medici te Florence. Te dezen tijde viel de dood voor van Paus julius den II, wiens Karakterschets in dezer voege wordt opgegeven: ‘Koen, ondernemend, eerzuchtig en onvermoeid, begeerde hij zelf geene rust, en gunde die ook aan anderen niet. Het zou in der daad moeijelijk zijn, een Stadhouder van christus te kunnen vinden, wiens zeden en gedrag meer lijnregt strijdig waren met den zachten geest des Christendoms en van deszelfs Stichter. Doch dit voorbeeld had het Conclave ook niet voor oogen gehouden, toen het eenen Paus verkoos, van wien niemand verwachten kon, dat hij zich van alle wereldlijke zorgen ontslaan en enkel tot het geestelijk welzijn zijner kudde zou bepalen. Men moet hem derhalve niet beoordeelen naar eenen maatstaf, dien hij zelf niet gekozen had, en naar welken niemand verwachtte, dat hij zich zou regelen. Zijn levendige en werkzame geest van onderneming stemde overeen met de heerschende denkwijze van zijnen tijd, en zijn geluk verhief hem tot eene hoogte, dat hij op de vermogendste Vorsten der aarde met gevoel van trotschheid nederzag. Zijne eerzucht was echter geenszins de hartstogt van eenen kleinen en beperkten geest, en streefde ook niet enkel naar tijdelijk gewin. Den Heiligen Stoel eene magt te verschaffen, die zich over geheel Europa uitstrekte, alle de eigendommen der Kerke te herwinnen, alle vreemde, of, zoo als men dezelve toenmaals noemde, bar- | |
[pagina 536]
| |
baarsche magten uit Italie te verdrijven, en inboorlingen op de troonen van dit land te plaatsen; zie daar het grootsch ontwerp van zijnen veelomvattenden geest. Dezen wensch zag hij nog bij zijn leven grootendeels vervuld, en welligt ware dezelve geheel vervuld geworden, zoo julius den Pauselijken Stoel vroeger beklommen had.’ Niet streng zeker is deze Karakterschets opgemaakt. Ongunstiger spreken de Italiaansche Geschiedschrijvers van hem. Vele Geschiedboekers zijn ook, en niet zonder grond, van oordeel, dat het krijgszuchtig karakter van dezen Paus, 't welk hem aandreef, om zich meermalen aan het hoofd zijner troepen te stellen, zoo wel als het schandelijk leven van alexander den VI, veel heeft bijgedragen, om den eerbied, dien men anders gewoenlijk het Hoofd der Christelijke Kerke bewees, te verminderen, en de spoedig daarop gevolgde Hervorming den weg te banen. Dronkenschap wordt dezen Paus ten laste gelegd; doch alle Schrijvers stemmen overeen, dat hij zijne Regering door geen baatzuchtig Nepotismus heeft bezwalkt. Schoon hij zelf bekende geen Geleerde te zijn, betoonde hij zich een beschermer en voorstander der Geleerden. Dit wordt door voorbeelden bewezen. Hebben wij, ingevolge van den aanleg dezes Werks, de Hoofdpersonaadje, van wiens Leven het den titel voert, te meermalen uit het oog moeten verliezen, het X H. brengt hem bepaalder voor ons gezigt, diens verkiezing tot Paus vermeldende. Als Aartsdiaken moest hij de stemmen in het Conclave opnemen; bij welke gelegenheid hij zich met uitnemende bescheidenheid gedroeg. Ontdekkende, dat de meeste stemmen zich voor hem hadden verklaard, bemerkte men niet de minste verandering in de trekken van zijn gelaat. Zedig was hij bij de aanneming van zijnen Pauselijken Naam, leo de X. Omtrent de beweeggronden der Kardinalen tot het doen dezer keuze kan men niet anders dan gissingen maken, door roscoe opgegeven. Aangezien leo, vóór zijne verkiezing tot Paus, enkel Aartsdiaken was, moest hij tot de Priesterlijke waardigheid worden ingewijd; dit geschiedde met veel toestels en prachts. Groot en heerlijk was deze bij den plegtigen optogt ter bezitneming van het Paleis van Lateraan: eene schoone gelegenheid, om zijner praalzucht bot te vieren. Florence zond hem een luisterrijk Gezantschap. Hij schonk de Florentijnsche zamengezworenen | |
[pagina 537]
| |
vergiffenis. De benoeming van p. bembus en j. sadoleti tot Geheimschrijvers deed onverwijld hope scheppen, dat de Geleerdheid door hem krachtdadig zou bevorderd worden. In dien verheven stand trachtte leo de twisten onder Christen-Mogendheden uit den weg te ruimen, gevoelig beseffende de dwaasheid en schandelijkheid dier verwoestende Oorlogen, welke zoo lang de Christen-wereld beroerd en ontvolkt hadden. Dan hij vond zich welhaast in krijg ingewikkeld. Na behaalde overwinning en de daarop gevolgde uitdrijving der Franschen uit het Milaneesche, beklaagde leo, in eenen Brieve, ‘als mensch en opperhoofd der Christenheid, het aangeregte schrikkelijke bloedbad; doch tevens verheugde hij zich, dat zij, die met eene wrevelige hand de Bruid van christus hadden trachten te schenden, en zich daardoor den vloek der Kerke op den halze gehaald hadden, naar verdiensten waren gestraft geworden.’ Gematigdheid gebruikte hij niet alleen bij zijne zegepraal, maar maande ook andere Vorsten daartoe sterk aan. In zijne Pauselijke waardigheid opende leo de X de Kerkvergadering van Lateraan op nieuw, en benoemde vier nieuwe Kardinalen: eene benoeming, die, naar het aangeteekende van den Hoogleeraar henke, geen blijk droeg van groot verstand of eene waardige keuze: twee van dezelve waren leo's Bloedverwanten, de een van onechte geboorte, en de ander van te jonge jaren; jovius beschrijft den derden als een onbeschaamden hebzuchtigen Aflaatkramer, en schildert den vierden af als 's Pausen potsemaker. - Aan de wederkeerende en berouw betoonende Kardinalen schonk hij vergiffenis. In het V H. dezes Werks had roscoe een tafereel opgehangen van den toestand der Geleerdheid in Rome, op het einde der vijftiende Eeuwe, toen leo de X zijne woonplaats eerst te Rome genomen had. Meer dan twintig jaren waren er intusschen verloopen, zonder eenige verbetering van belang aan te brengen. Heugelijke dagen mogt men nu verwachten: beschermde hij als Kardinaal reeds de Wetenschappen, deze en de Kunsten mogten van hem als Paus alles verhopen. Hoe hij dit deed en aan deze verwachting beantwoordde, leert ons het XI en laatste Hoofdstuk dezes Deels, daar hij het Gymnasium of de Universiteit te Rome herstelde, den grond lag tot de Grieksche Kweekschool te Rome, en de beoefening der Oostersche Letterkunde deed herleven. Van de Mannen, die hem in een | |
[pagina 538]
| |
en ander dezer Geleerdheidsverbeteringen behulpzaam waren, geeft het gemelde Hoofdstuk een vrij uitvoerig berigt. Wij verlangen naar de voortzetting dezes weldoorwrochten Werks. |
|