Euras, of de edele Ro(o)ver. Tooneelspel. Het hoogduitsch, na(ar) de(n) roman van Cramer. Vrij gevolgd door Jan Gerhard van Beulingen. Te Amsterdam, bij P.P. Bertram en Comp. 1810. In kl. 8vo. 142 Bl.
Wanneer men in aanmerking neemt de vereischten van een goed Tooneelspel, en gevolgelijk de ongemeene mate van geestvermogens in deszelfs Zamensteller, - van vinding bij voorb. ter ontwerping, van smaak en oordeel ter bewerking, van vernuft ter verlevendiging, van menschkunde vooral ter schetsing en volhouding der onderscheidene Karakters, en wat des meer zij; dan voorzeker hebbe men zich minder te verwonderen, dat zelfs Mannen van eenigen naam in andere vakken der Fraaije Letteren kwalijk geslaagd zijn als Tooneelschrijvers. En wanneer dan nu een Jongeling, door het veelvuldig lezen van Tooneelspellen of het bijwonen en dadelijk deelnemen van Tooneelvertooningen met eene vurige drift voor het Tooneel bezield, en daarenboven welligt bij de openlijke of bijzondere voordragt van eenig poëtisch of prozaïsch opstel door onbevoegden of ongemeenden lof verblind; - wanneer nu zulk een Jongeling, wiens smaak en oordeel niet gevormd zijn door verkeering of onderwijs, die zelfs nog te eenemaal onkundig is van de allereerste beginselen zijner moedertale, op den ontijdigen inval mogt komen, om ook eens een Tooneelstuk zamen te lappen, - dan neme hij dezen Euras in handen, of liever, vrage over denzelven het oordeel van deskundigen, en leere zich alzoo zachtelijk spiegelen aan eenen anderen; ga vervolgens naar eene onzer zoo wél ingerigte Stads scholen; zie aldaar met beschaming, in het voorbeeld eener schamele Jeugd, wat hem ontbreke; en zoo hij dan nog niet genezen zij van zijnen waan, dan ga het hem, zoo als wij vreezen, dat het den Hr. van beulingen met zijnen Euras gaan zal. Hier een veelbeteekenend grimlagchen, daar een medelijdend schouderoptrekken, ginds een dubbelzinnig compliment, - mogt dit een en ander hem de oogen openen! Maar, wien eigenliefde, of, misschien, de nietsbeteekenende loftuiting van onkundigen, zóó ver brengt, dat hij een Stuk, als dit, met
zijnen naam het licht doe zien, die zal ook voor de stem der openlijke afkeuringe welligt de ooren sluiten. Wel nu! van beulingen ruste dan toch maar op de behaalde lauweren.