ders van den schilder op, komt onder een' vreemden naam, dit spreekt van zelve, bij hen inwonen, en vergoedt hun alzoo het aszijn van hunnen zoon, die intusschen naar Rusland ging, tegen de Turken vecht,
en, na twee jaren, als Majoor, en daarenboven met eene Ridderorde, terug komt. Nu heeft Tante niets tegen het huwelijk, en angelika van traunstein trouwt met des schilders zoon raphaël! -
‘Maar het huisselijke leven nu?’ - Ja, dit is bekoorlijk; bij bekrompene omstandigheden wonen reine liefde, vriendschap en edele harten in het huis van den ouden schilder. Dit deel des Romans is vol waarheid en natuur. Boven allen bevalt ons de oude, arme, vergenoegde Emeritus Rector, nu Corrector. Hij zal iederen Lezer bevallen; ofschoon het veelvuldig Grieksch, dat hij in den mond heeft, en dat men hier dan ook vertaald, of ook wel niet vertaald, lezen kan, menige Lezeres weinig stichten zal.