De Leeuwenridders. Uit het Hoogduitsch van K.H. Spiesz. Met Platen. Te Amsterdam, bij C. Timmer. 1809. In gr. 8vo. IIde Deel, 250 bl. IIIde Deel, 242 bl.
Uit ons vroeger berigt, betreffende het eerste Deel, kent onze Lezer reeds het opzet van dit uitvoerig en onderhoudend verhaal, en ook daaromtrent ons niet ongunstig gevoelen. Wij kunnen intusschen den Schrijver niet verder volgen; de gebeurtenissen vermenigvuldigen zich al te zeer, en het geheel is te aaneengeschakeld, dan dat ons bepaald bestek dit gedoogen zou. Een aantal ongelukken, verbroedering met een ander verbond van ondeugenden, bewerkt door helsche list en bedrog, deelneming in de Kruistogten naar het H. land, moord aan de Leeuwenridders, ijsselijke wraak, en eindelijk hoe de overgeblevene getrouwen het verbond van den Leeuw uit noodzake ontbinden, - ziet daar ontzettende bijzonderheden; zoo dat ons gezegde bevestigd wordt, dat de geschiedenis dezer Leeuwenridders een ijsselijk treurig einde neemt. Aan stalen van heldenmoed, trouw, en liefde voor eer en regt, - aan roerende proeven van de sterkste, teederste liefde, - in één woord, aan alles, wat in het eerste Deel beviel, ontbreekt het ook niet in den verderen afloop der geschiedenis; zoo dat men ook dit vervolg en slot met hetzelfde deelnemend gevoel en genoegen lezen zal.