H. Tollii Oratio de fine Statistices, quae vocatur, hodiernae; publice habita die X Junii MDCCCIX, quum in Academia Hollandiae Regia Professoris Statistices hodiernae, Artis Diplomaticae et Historiae Belgicae munus auspicaretur. Lugd. Bat. apud Haak et Socc. 1809.
De Heer tollius, weleer Hoogleeraar te Harderwijk, daarna te Amsterdam, vond zich door de staatsonlusten genoodzaakt, zijn ambt en vaderland te verlaten, en ziet zich thans, na een verloop van vijfentwintig jaren, door 's Konings goedwilligheid, herroepen en aan de Leidsche Hooge School tot eenen post verheven, die inderdaad nieuw mag heeten, daar hij de eerste is hier te lande, aan wien het onderwijs in de Staten-kennis te beurte valt, als welke niet ten onregte aan de leerschole der oude Staats-oorkonden en Nederlandsche Geschiedenis wordt verbonden. Geen wonder alzoo, dat de keuze van een onderwerp zich juist tot dit nieuwe vak bepaalde, wanneer de Hoogleeraar zijnen post zoude aanvaarden, en wel tot de ontwikkeling van het oogmerk der hedendaagsche Staten-kennis. Dank zij onzer Hollandsche Tale, welke den zin van het verlatijnde en vergriekschte woord Statistice, of van het Hoogduitsche Statistiek, volkomen uitdrukt!
Zoo zeer zich de Geschiedenis, bij de uitbreiding der maatschappijen, als onontbeerlijk aanprijst voor de burgerlijke regering, zoo veel te meer loopt dan in het oog de noodzakelijkheid eener algemeenere kennis van staten en wetgevingen, ten einde daaruit waar te nemen, te kennen en te beschrijven datgene, wat de ervaring leert, dat tot derzelver hulp en bloei zoude mogen daargesteld worden. Ook hierin oordeelt de Hoogl., dat het oogmerk der Staten-kennis in het algemeen gelegen is Zij grondt zich op het ware en nuttige der geschiedenis zelve, om alzoo aan den eenen kant door geene ligtzinnige dwaling verleid, of door verkeerde voorstellingen, beangstlgd te worden. De tegenwoordige tijden vooral maken het juiste oordeel wegens de hedendaagsche Staten uitermate moeijelijk, zoodanig dat de naauwkeurigste opmerking en de grootste onpartijdigheid alleen tot gidsen zullen kunnen dienen; terwijl dezelfde handelwijze omtrent de nasporing van de wetenschappen, kunsten, landbouw, handwerken,