| |
| |
| |
Reis van G.A. Olivier, door het Turksche Rijk, Egypte en Perzie. Uit het Fransch. Met Platen en Kaarten. Iste Deel. Te Amsterdam, bij J. Allart. 1809. In gr. 8vo. 393 Bl.
Volney's zeggen, dat Reisbeschrijvingen tot de Geschiedenis en niet tot de Romans behooren, en diens voorbeeld, dat de ernstigste onderwerpen, de belangrijkste nasporingen alle soorten van Lezers kunnen innemen en meer behagen, dan de bloemrijke stijl, de verdichte bijvoegselen en de overdrevene of valsche beschrijvingen van de meeste Reizigers, maakten eenen diepen indruk op den Heere olivier, bij het vervaardigen dezer Reize. Diensvolgens heeft hij zich onthouden van alle zonderlinge voorvallen, alle vrolijke berigten, meer geschikt om te vermaken dan om te leeren, en zich niet willen bedienen van die schitterende kleuren, welke een oogenblik kunnen misleiden, maar welker uitwerking zeer kortstondig en voorbijgaande is. - Aan opgemelden grondregel houdt zich deze Reisbeschrijver, en wijst zulks genoegzaam aan, voor welke Lezers hij de pen voerde; en zal niemand van dien weetgierigen stempel zijn werk zonder voldoening of zonder vrucht doorbladeren.
De Reis is oorspronkelijk eene Ontdekkingsreis, om, volgens het voorstel des Provisioneelen Uitvoerenden Bewinds in Frankrijk, eene Reis te doen door het Othomanische Gebied, Egypte en Perzie, ten einde voor den Koophandel, den Landbouw, de Natuurlijke Historie, de Algemeene Natuurkunde, de Aardrijkskunde, de Geneeskunde, en zelfs voor de Fransche Staatkundige betrekkingen, waarnemingen te doen in die belangrijke Gewesten, geenszins, of althans niet dan gedeeltelijk, uit het ware oogpunt beschouwd. Het gemelde Provisioneele Uitvoerende Bewind droeg in den jare 1792 dezen last op aan den Schrijver en diens Reisgenoot, den Burger bruguiere, die hem op reis door den dood ontrukt werd. Vertragingen van velerlei aard deden het tot Grasmaand des jaars 1793 verwijlen, eer zij deze Reis aanvingen en naar de Levant stevenden.
In de Voorrede geeft de Heer olivier een kort en keurig verslag van de gezigtpunten, uit welke hij de doorreisde Landen beschouwde. Ware dit ter overneminge
| |
| |
niet te lang, wij plaatsten het gewis, als behelzende de hoofdsom der gemaakte waarnemingen. Wij schrijven af, wat hij zegt van Konstantinopel, als, behalve het Reisverhaal, den geheelen inhoud dezes Deels uitmakende. - ‘Konstantinopel boezemt in zoo velerlei opzigten belang in, dat ik geoordeeld heb, deze Hoofdstad van het Othomanische Rijk niet te moeten verlaten, zonder ter loops de zeden van een zonderling Volk, dat oorspronkelijk niet dan eene groote geestelijke en krijgsmaatschappij schijnt geweest te zijn, te schetsen, eenigen van deszelfs gebruiken te doen kennen, eenen blik op deszelfs bestuur te vestigen, en te doen opmerken, dat het Despotisme, zoo verschrikkelijk voor de schatpligtige onderdanen, ten aanzien van de Turken zekere bepalingen in het oog houdt, van welke het gevaarlijk zou zijn zich te verwijderen. Zijn de Sultan en Ambtenaren met een groot gezag en eene groote magt bekleed, het volk is steeds ten opstand gereed, zoodra genen daarvan misbruik maken.’
Kort is het reisverhaal tot de komst te Konstantinopel. Schoon de Heer olivier volgens zijn plan en schrijfwijze zich niet toelegge om te schilderen, kon hij, de Hoofdstad des Turkschen Rijks beschouwende, niet nalaten, deze schets te geven: ‘Het is moeijelijk, de verschillende gewaarwordingen uit te drukken, welke de reiziger op het gezigt dezer groote stad en derzelver inwoners gevoelt. Hare verhevene ligging, de schakering der boomen, de gebouwen, de ronde torens, die zij aan het oog vertoont, het inkomen van den Bosphorus, de haven en de voorsteden van Galata, van Pera, van St. Dimitri; Scutari en de groenende heuvels op den achtergrond, de Propontis en derzelver Eilanden; verder de met sneeuw bedekte Olympus, overal de verschillende en vruchtbare velden van Azie en Europa, - dit geheel levert eene verscheidenheid van tafereelen op, die te gelijk de verrukking en verbazing gaande maken. Men kan zich niet verzadigen in het bewonderen der natuurlijke schoonheid des omtreks van Konstantinopel, en even opmerkenswaardig is de gelukkige ligging dezer groote stad, welker verzorging zoo geregeld, welker verdediging zoo gemakkelijk, welker haven zoo veilig, zoo geschikt en zoo uitgestrekt is.’
In een voor de Franschen ongelukkig tijdsgewrichte bereikten onze Reizigers die Hoofdstad. Het karakter der Muzelmannen, Grieken, Armeniërs en Joden, wordt beschreven.
| |
| |
Naardemaal men in het geheele Othomanische Rijk geene Geboorte- of Sterf-lijsten houdt, valt het onmogelijk, de Volksmenigte naauwkeurig te weten; dan, uit het gebruik des meels in Konstantinopel, meent onze Schrijver te mogen opmaken, dat het getal der Inwoneren ruim vijfmaal honderd duizend beloopt.
De beschrijving des Serails van den Grooten Heer, van de Gesnedenen, van de Staatsjonkers, Hoveniers, Stommen, Dwergen en Capidgis, is lezenswaardig. Van der Turken Zeemagt en den toenmaligen Kapitein-Pacha hussein sprekende, vermeldt olivier, hoe deze, in het Serail opgevoed, van zijne vroege kindschheid af een boezemvriend van selim III was, en, ter belooninge van een' ontdekten toeleg op selim's leven, vóór dat deze den troon beklom, tot opperhoofd der Zeemagt vervolgens aangesteld, en zonder kundigheden, zonder oefening, tot het bekleeden van eene der eerste waardigheden in het Keizerrijk geroepen werd.
De wandeling in de ommestreken van Pera, de togt naar Scutari enz. geeft gelegenheid tot afwlsselende en onderhoudende berigten. De godsdienstige plegtigheden der Derviches, bekend onder den naam van Hurleurs (Huilers), woonde onze Reiziger bij, en geest van dit bedrijf, eene hooge mate van geestelijke bedriegerij, waarmede men de dwaze en onkundige menigte weet te misleiden, eene treffende beschrijving.
Groote Staatsomwentelingen in Frankrijk doen de bestemming der Reizigeren onzeker worden; doch, in afwachting van naderen last, besteden zij den tijd in het bezoeken der ommestreken van Konstantinopel, waarvan het berigt vol is van velerlei keurige waarnemingen. Het nachtverblijf bij een' Griekschen Papa wordt zoodanig, van wege de aanvallen van vlooijen en weegluizen, beschreven, dat een Hollander tot geen prijs zich zulk een nachtverblijf getroosten zou; met aanwijzing van de bronnen dier onzindelijkheid.
Onze Reizigers bezochten vervolgens den Bosphorus met de omliggende landstreken. Te Buyuk-déré op een feestdag gekomen, begaven zij zich tegen den avond naar buiten, en dus luidt de beschrijving van een' beruchten Plataan- of Ahorn-boom aldaar: ‘Zeven of acht boomen, aan derzelver wortel aaneengehecht, verheffen hunne kruinen in een kring naar boven, terwijl zij tusschen of in hun midden eene vrij aanzienlijke ruimte
| |
| |
openlaten. Vele Grieken en Armeniërs zaten onder de schaduw dezer boomen in het groen, en rookten hunne pijp: op eenigen afstand zaten verscheidene groepen van Turksche en Armenische Vrouwen, door sluijers bedekt en omringd door hare kinderen. Eenige rijk gekleede Griekinnen, meer of min fraai, trokken de aandacht van sommige Europeanen, welken de toevloed van volk derwaarts gelokt had. Verscheidene Turken zaten in het binnenste of midden dezer boomen, rookten mede hunne pijp, en gebruikten hunne koffij, die een paar schreden van daar voor hen werd gereed gemaakt.’ - Op dezer uitnoodiging deel in 't rooken en koffijdrinken genomen hebbende, hadden zij eene gunstige gelegenheid om de voorgenomene waarnemingen op dezen Boom te doen, en geven zij daarvan verslag. ‘De Plataan- of Ahorn-boom heeft aan zijnen voet dikwijls een' verbazenden omtrek, welks middellijn twee- of driemaal die van den stam uitmaakt, ja somwijlen meer dan dertig voeten groot is, gelijk wij op sommige plaatsen bevonden hebben. Meermalen gebeurt het, dat, wanneer de boom door ouderdom sterft, er, rondom den wortel, eenige scheuten uitspruiten, die tot even zoo vele nieuwe boomen opgroeijen; en dit is, ongetwijfeld, het geval met den Ahorn-boom te Buyuk-déré. Wij bevonden inderdaad, dat de zeven of acht stammen, uit welke dezelve bestaat, een' gemeenschappelijken oorsprong schenen te hebben, en alle aan derzelver voet of wortel vereenigd waren.’
Te dezer plaatse deden zij meer plant- en andere natuurkundige waarnemingen. - De Heer olivier beklaagt zich over de gebrekkigheid der Kaarten van de Zwarte Zee, aan het Fanatisme en de onkunde der Turken toe te schrijven. Een Kapitein-Pacha, wegens het verbeteren dier Kaarten aangesproken, gaf ten antwoord: ‘Wij varen reeds sedert langen tijd op deze Zee, en hebben niet noodig dezelve beter te kennen: alle uwe waarnemingen zouden nergens anders toe dienen, dan om onzen vijanden eene naauwkeuriger kennis van de zelve te brengen.’
Des Reizigers uitstap naar de Prinsen-Eilanden doet den Lezer deelen in de vermaken, welke men daar aantreft.
De Geneeskunde verschafte den Heere olivier gelegenheid om het inwendige van eene Turksche Huishouding te zien, en met een waarnemend oog in Harems te mo- | |
| |
gen indringen; en hij ontdekte, onder vele andere bijzonderheden, hier vermeld, dat de Vrouwen, niettegenstaande de grendels en oppassers, evenwel middel weten te vinden om zich over de dwingelandij der Mannen te wreken. Bij het vele, dat over de Turksche Vrouwen geschreven is, zal men deze narigten niet overtollig vinden. Twee Hoofddeelen zijn aan deze rijke stoffe ingeruimd.
Verandering van stoffe biedt ons een volgend Hoofdstuk, daar het eene wandeling naar de zoete wateren beschrijft, en den wapenschouw over een Tursch Leger. Te dezer gelegenheid treffen wij een breed berigt aan wegens den oorsprong van den Opstand van pasvan-oglou en de Gebeurtenissen, daartoe betrekkelijk, tot den tijd dier waarnemingen.
De Ligging en Weersgesteldheid van Konstantinopel, met verscheidene bijzonderheden, de Huizen en Kleeding betreffende, vermeldt een Hoofdstuk; een ander is geheel aan de beschouwing van de Pest gewijd, en verdient de aandacht, bijzonder der Geneeskundigen.
De Bedienaars en Uitleggers van den Godsdienst, Ulema's genaamd, bezitten groote voorregten en een' verbazenden invloed. Zij zijn Magistraten en Wetgeleerden, die men wel onderscheiden moet van de Imans, die den dienst in de Moskeeën waarnemen. - Van de Geregtshoven in Turkije zal men zich een allerongunstigst denkbeeld moeten vormen. ‘Men moet bekennen,’ merkt onze Reiziger op, ‘dat, hoe zeer de regtsgedingen hier zeldzamer en min kostbaar zijn dan bij ons, hoe zeer de dag, die een verschil ziet geboren worden, dit, om zoo te spreken, ook weder beslist en afgedaan ziet, het regt daarom hier niet beter wordt uitgeoefend. Het te koopstellen en verkoopen van alle ambten heeft, onder alle rangen en bij alle klassen van ingezetenen in dit Keizerrijk, eene begeerte naar winst, een zoodanig bederf en zoodanige verbastering ingevoerd, dat men zelfs de geringste gunst, de geringste dienst niet dan door geschenken kan verkrijgen. Men koopt de uitspraak van den Regter en de verklaring der getuigen, even gelijk men eene bediening koopt, even gelijk men de gunst van een' man in hoogen rang koopt. In geen Land op den ganschen aardbodem zijn valsche getuigen zoo algemeen en zoo weinig in verachting als in Turkije, en men ziet zeldzaam, dat een Cadi of een Molla moeds genoeg bezit, om zich tegen den wil van
| |
| |
eenen Pacha of de verzoeken van een aanzienlijken te verzetten, en dengdzaam genoeg is, om het gond, dat hem door de pleiters wordt aangeboden, te verachten.’
Het laatste Hoofdstuk in dit Boekdeel loopt over de Pachas en andere Krijgswaardigheden. De magt des Sultans in derzelver volle grootte beschreven hebbende, laat olivier er op volgen: ‘Met dit alles zou de Sultan echter onoverkomelijke zwarigheden ontmoeten, wanneer hij de grondwetten, in het boek van den Profeet vervat, of zelfs maar die, welke, door een onheugelijk gebruik, bijna even zeer als die geheiligd zijn, wilde aanroeren. - Wanneer hij eene of andere nieuwe belasting beveelt, gebruikt hij altijd de voorzigtigheid van het volk niet te zeer te bezwaren, wijl dit steeds gereed is zijn ongenoegen op de duidelijkste wijze aan den dag te leggen, oproer te verwekken, het hoofd van den Groot-Vizier te eischen, den Sultan van den troon te stooten, en zich aan allerlei buitensporigheden over te geven. Bij het benoemen der lieden van de wet eerbiedigt hij gewoonlijk den rang en de jaren van dienst, wijl hij het gevaar kent van het aanzienlijke en geduchte Ligchaam der Ulema's te vertoornen en tot opstand te brengen. - Eindelijk kan hij geenen eenvoudigen, ambteloozen burger wettiglijk doen ombrengen, en deszelfs goederen zich toeëigenen, zonder een voorafgaand Regtsgeding en een vonnis van de lieden der wet.’
Eene Kaart van Griekenland, den Archipel en een gedeelte van Klein Azie versiert dit Boekdeel, alsmede eene van den Bosphorus van Thracie en de Afbeelding eener Turksche Begraafplaats. |
|