ken door den wind over puntige ligchamen wordt heengedreven, dat dan die kleine wolkjes, zoo dra ze zich van hun electriek vuur ontlast hebben, zullen worden terug gestoten, en daardoor opklimmen, en zich bij de hoofdwolk opeenpakken. - Die veronderstelling nu bewijst hij door de volgende Proefneming. Men hange, zegt hij, aan het einde des eersten Conductors, staande voor de Schijf der Electriseer-machine, drie losse vlokjes katoen, door dunne draden, van hetzelfde katoen gesponnen, aan elkander gehecht. Wanneer men daarop de Schijf begint om te draaijen, zal men zien, dat deze vlokken zich uitbreiden naar de tafel toe, waarop de toestel staat; doch wanneer men nu onder het laagste vlokje eene punt houdt, zal men ontdekken, dat dit vlokje tot het tweede opklimt, het tweede tot het eerste, en allen te zamen tot den eersten Conductor, alwaar zij zullen blijven, zoo lang men de punt onder hen vasthoudt. - Dit is de Proef van franklin, welke de Liefhebbers der Electriciteit bij onderzoek zullen bevinden overeenkomstig met de waarheid te zijn.
Wat nu, in de tweede plaats, de Waarneming van den Heer wilcke betreft, ons dunkt dat dezelve niet beter kan voorgesteld worden, dan met 's Mans eigene woorden. ‘Na het ontvangen van een Brief van den Heer franklin, waarin hij mij de gemelde Proef had medegedeeld, [de Praef, namelijk, van de katoenen vlokjes aan den Conductor] vond ik zijne veronderstelling, op den 20 Aug. 1758, in de Natuur duidelijk bewaarheid. Op dien dag, eene aanmerkelijke hoogte beklommen hebbende, zag ik van daar, dat eene groote wolk, met eene reeks van dunne wolkjes onder zich, over een Bosch van hooge Dennen werd heengedreven. De kleine wolkjes, zoodra zij boven het Dennebosch gekomen waren, ontdekte ik zeer zigtbaar, werden eerst naar de laagte aangetrokken, maar rezen vervolgens schielijk naar de hoogte, en vereenigden zich aldaar met de groote wolk.’
Deze is de Waarneming van den Heer wilcke; uit hoofde nu van dezelve, en van de gemelde Proefneming van Dr. franklin, schijnt het, dat Denneboomen, in een Onweder, ter beveiliging van Gebouwen, onder alle Boomen de geschiktste zijn; vermits zij, ter oorzake van hunne puntige bladeren, tot behoedmiddelen verstrekken, waardoor de met Bliksem-vuur bezwangerde wolken