Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1809(1809)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] Aan de milde gevers voor de ongelukkigen door den watersnood in louw- en sprokkelmaand dezes jaars. Regtschapen, eed'le Menschenvrinden! Waar zal de Dichtkunst lauw'ren vinden, Uw groote deugd, uw menschheid waard'? Vergeefsch zijn hier de schoonste toonen; Uw eigen hart moet U beloonen Een deugd, die Eng'len blijdschap baart! Ja zelfs de Godheid vindt behagen In 't Offer, door U opgedragen, Dat schitt'rend in hare oogen praalt! Zij zag uw deugd en tranen tevens; Uw liefde werd in 't boek des levens Met eeuw'ge lett'ren afgemaald! Uw bijstand aan de Ellendelingen, Wier zuchten door de wolken dringen; Hun tranenvloed, door U gedroogd; Uw mildheid in de ramp der tijden, Die 't gansche Vaderland doet lijden, Zij boven allen lof verhoogd! o Vaders! Moeders! Echtgenooten! Door 't noodlot in 't verderf gestooten, Van voedsel, have en goed ontbloot! Had U, der golven woede ontvloden, Menschlievendheid geen hulp geboden, Uw lot ware erger dan de dood! Uw dankbaarheid, uw vurig smeeken, Zal voor de schuld van Neêrland spreken, Bij hem, wiens naam Ontfermer is! Hij zag de deugd van Volk en Koning; Hun braafheid was Hem eerbetooning; Hun mildheid, reine erkentenis! Verrukkend uitzigt!.... hoop der aarde!.... De schat, die zoo veel zegen baarde, Daalt van den Hemel op ons neêr!.... De Vreê verschijnt! - Juicht, Menschenvrinden! Ook hier zult gij belooning vinden; God schenkt ons al zijn goedheid weêr! M.F. Haarlem, den 22 Februarij 1809. Vorige Volgende