Rijkdommen? - in de schatten aan te merken als heiligdommen, nooit aan te roeren, of als schilderijen, alleen voor 't oog geschikt? - in de zachtste neigingen der Nature, met alle gezellige Genegenheden, Gezondheid, en Leven, aan deze onverzaadbare drift op te offeren? - in elk bedrijf, elk woord, elke houding, als 't ware, met den stempel der Gierigheid te teekenen? - in nimmer zich te vertoonen, dan met een versleten kleed omhangen? - in op zichzelven te leven met een hart, harder dan staal? - in zijne dagen te slijten vol angstige vreeze, schromende voor Brand, Dieven, Dienstboden, en zelfs voor Bloedverwanten? - in nooit rijk te wezen door 't geen men bezit, en steeds arm door 't geen men begeert? - in te leven, zonder ooit de aangename aandoening te smaken van te beminnen, of in staat te zijn om te zeggen: Ik word bemind? - Ongelukkige euclio! de Gierigheid, aan welke gij ter prooije strekte, heeft het ongelijk, door u der Maatschappije aangedaan, gewroken. Gij hebt dezelve maar één troostend vermaak geschonken - dat van sterven. De dag, die u van uwen opeengestapelden goudschat afrukte, was een Vreugdedag voor uwe Medeburgers, en zij plengden geen enkelen traan op uwe Grafzerk. - Dat wij deze dwingelandsche Ondeugd aan den haat en de verfoeijing des Menschdoms overgeven!
Gelukkig de wijze Man, die zijne Schatten dienstbaar doet zijn aan zijne Deugden! Wat hij aan Dwaasheid en Ondeugd ontzegt, geeft hij, zonder des in twijfel te hangen, aan de Natuur, aan zijnen Rang, en aan de Pligten, welke dezen voorschrijven. Wat zou hem verhinderen, om de liefelijke geuren, die de zachte windjes van elk bloempje hem toewaaijen, in te ademen? Wat zijne aandacht aftrekken van het lustig groen geboomte, terwijl hij luistert naar den zang der schelle Nachtegalen? Waarom zou hij den verlustigenden Beker niet opvatten? Waarom het leerzaam Tooneel niet bijwonen? Waarom den vervrolijkenden Dans weigeren? - Zijne Vermaken, door een verfijnden smaak vol verscheidenheids, zijn ook anderen nuttig. Hij bouwt een prachtig Huis; hij versiert zijnen Hof met de aangenaamste Plantaadjen, Grotten en Watervallen. Deze zijn zijdelingsche kanalen, die welvaart doen toestroomen tot den vernuftigen Kunstenaar, den onvermoeiden Arbeider, en den anderzins Behoeftigen.
Ach, mijn waarde alcander! met welk een genoegen lees en herlees ik de woorden, boven den ingang van mijne Grot geschreven: de menschen zijn alleen gelukkig in evenredigheid van hunne neiging om goed te doen; de billijke natuur beloont de grootste pligten met de grootste vermaken.