Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1809
(1809)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 674]
| |
Loisirs Littéraires de Q. de Flines. (Collection Nouvelle.) à Amsterdam, chez Bertram & Comp. 1809. In kl. 8vo. Buiten het Voorwerk en den Inhoud 120 bladz.Ouder dezen titel schenkt ons de Heer q. de flines eene nieuwe Verzameling van Fransche, Engelsche, Latijnsche en Nederduitsche Verzen. Ver de meesten zijn echter in de laatstgenoemde taal vervaardigd, en wij zouden daarom ook, niettegenstaande de redenen, door den Auteur, in zijnen Brief aan den Baron van heekendorp, voor zijne keuze bijgebragt, beter geoordeeld hebben, dat het stuk onder eenen Hollandschen naam ware uitgegeven, - om niet te gewagen van de teleurstelling, die een Franschman, welke zich deze Uitspanningen, op den blooten titel, aanschaft, noodwendig moet ondervinden. In vier talen wél en vloeijend te dichten, is, zonder twijfel, iets zeldzaams, en bewijst, dat de Heer de flines een Man is van vernuft en bekwaamheid. Meer, dan een bewijs van vernuft, bekwaamheid en wélbesteden tijd, kan, nogtans, deze verzenmakerij in vier talen niet opleveren. De wezenlijke beminnaar en kenner der poëzij ziet slechts op dichterlijke waarde, en ieder schoon dichtstuk is hem welkom, in welke taal het ook geschreven zij. Het vermogen, om zijne gedachten in onderscheidene talen duidelijk, schoon, ongedwongen en met juistheid en bevalligheid uit te drukken, weet hij, als een blijk van vlugheid, vaardigheid en oefening, op prijs te stellen; doch het komt dáár niet in aanmerking, waar het hem alleen om dichterlijke schoonheden, dichterlijk gevoel, dichterlijke verrukking enz. te doen is. Zoo men nu datgene, wat men in eenig dichtwerk met het grootste regt verlangt, in de, in verschillende talen vervaardigde, verzen van eenen Schrijver aantreft, dan heeft die Schrijver dichterlijke verdiensten; maar hij zou dezelve niet minder hebben, wanneer hij zijne gedachten slechts in eene enkele taal had uitgedrukt. Het vermogen, om in onderscheidene talen verzen te maken, heeft dus met de dichterlijke waarde van eenen Schrijver niets gemeen. Het onderscheidt hem wel als Man van letteren en taalkennis, doch geeft hem in den rei der Dichteren geenen hoogeren rang. Het komt ons zelfs voor, dat het beoefenen der Dichtkunst in zoo vele talen voor de Dichtkunst zelve nadeelig is. Immers, naarmate men zich op het maken van zoogenaamde kunstverzen en allerlei aardig reden meer toelegt, moet noodwendig de wezenlijke, en voor den Dichter onontbeerlijke, studie meer verwaarloosd worden; en het is hierom, dat men bij den kunstenaar, die alles, wat tot het werktuigelijke van de verzenmakerij behoort, in den | |
[pagina 675]
| |
grond verstaat, en daarvan, bij voorkeur, telkens blijken geeft, in stede van schoone dichterlijke voortbrengselen, dikwijls niets anders ontmoet, dan proze, hetwelk, wegens het kunstig rijm en de gemakkelijke versisicatie, zeer ligtelijk tot den rang van poëzij verheven wordt. Wij kunnen niet ontveinzen, dat deze aanmerkingen ook eenigermate op den Hr. de flines toepasselijk zijn. Niet, dat wij deze Verzameling, als geheel van dichterlijke waarde ontbloot, zouden aanmerken. Integendeel er komt veer in voor, dat in der daad naif en bevallig is, - dat blijk oplevert van des Schrijvers geêst en vernuft: maar hetgeen wij eigenlijk, en met regt, in een dichtwerk verlangen, hebben wij in de moeste dezer verzen niet aangetroffen. Veel zelfs is beneden het middelmatige en bloote rljmelarij. Men leze slechts de Bruiloftsverzen op bladz. 105 en 108, het stuk, op bladz. 85 en 86 voorkomende, en dat, over de gemakkelijkheid om op den naam van Frederique te rijmen. Het bestaat uit 73 kleine regels, en heeft even zoo veel rijmklanken in ique. Waarlijk! dit is toch het kunstige te ver gedreven. De Hr. de flines gevoelt dit zelf, daar hij het vers dus besluit: ‘Mais, mon amie unique!
Je finis mon cantique,
Crainte, que la fabrique,
Le ton melancolique
De tous ces vers en ique
Vous donne la colique.’
Bijzonder fraai zijn ons voorgekomen de bevallige versjes, uit het Fransch vertaald: Cupido en de Nymphen; Cupido met de Maagden spelende en Cupido herschapen in een' Vlinder. Ook het Alles op zijn' Tijd, in den smaak van cats, heeft ons behaagd, en onder de kleine stukjes hebben wij onderscheidene zeer geestige gevonden, waaronder bijzonder uitmunten De Tortels, Likas en Dorinde, Martijn's Vrouw enz. Het tweede, hoe zeer ook in het Latijn bekend, heeft in ons oog zoo veel treffends en bevalligs, en is tevens zoo gelukkig door den Hr. de flines overgebragt, dat wij ons niet wederhouden kunnen, om het hier voor onze Lezers af te schrijven:
Likas en Dorinde.
Likas, aan 't rechter oog, Dorinde, aan 't linker blind,
Zijn beiden vol bekoorlijkheden,
Schoon van gelaat en welgevormd van leden,
Door iedereen om 't zeerst bemind.
| |
[pagina 676]
| |
ô Jongling! om uw schoon, met zoo veel rechts, geprezen,
Schonkt ge aan Dorinde 't oog, waardoor u 't licht bestraalt,
Waarin het vuur der min zieh, bij elk opslagGa naar voetnoot(*), maalt,
Gij zoudt de Minnegod en zij zou Venus wezen.
|
|