Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 133]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Bekroonde Verhandeling over het veilig toevlugtnemen tot den heilrijksten troost in alle wederwaardigheden, enz. Te Amsterdam, bij W. Brave. In kl. 8vo. 60 Bl.Men beijvert zich thans meer en meer, om den gemeenen man voor te lichten; ook door zoodanige schriften te vervaardigen, die hun, in een eenvoudigen toon, met allerlei wetenswaardige zaken bekend maken. Onder dezen verdienen vooral dezulken geprezen te worden, waardoor hun godsdienstige begrippen ingeboezemd, en op zoodanigen trant voorgedragen worden, dat zij er 't belang van leeren gevoelen, ter bevordering van tijdelijk en eeuwigdurend geluk. Dit heeft ook 't Amsterdamsche Gezelschap, onder de zinspreuk, Tot vermeerdering van kunde op Godsdienst gegrond, met het laten vervaardigen en uitgeven van daartoe betrekkelijke Verhandelingen, ten doel. Op eene uitgeschrevene Prijsvraag, omtrent den heilrijksten troost, dien de Christelijke Godsdienst in allerlei wederwaardigheden aan de hand geeft, zeven Antwoorden ontvangen hebbende, oordeelde zij dit van den Eerw. c.a. van den broek, destijds Predikant te Oudbeijerland, thans te Hoorn, meest voldoende, en bekroonde hetzelve met den uitgeloofden eerpenning. De opgegevene stoffe wordt daarin, op eene bevattelijke wijze, geleidelijk, in drie Afdeelingen, behandeld. Eerst wordt kortelijk aangetoond, dat de Leer van Jezus waarlijk, in rampen, de beste middelen aan de hand geeft tot troost en onderwerping; daarna onderzoek gedaan, waarbij het toekome, dat zeer velen, in smertelijke omstandigheden, dit geheel uit het oog verliezen. Men kent den Godsdienst niet; men heeft althans geen juist begrip van den invloed, dien de waarheden van den Godsdienst op ons hart en gedrag hebben moeten; men koestert ook veelal verkeerde denkbeelden omtrent de hoognoodige verbetering van hart en wan- | |
[pagina 134]
| |
del; men is over 't algemeen meer geneigd, om in aardsche dingen zijn grootst geluk te zoeken; men laat zich door dwaze eigenliefde verblinden; men heeft een weerzin in alles, wat onrust, bekommering of treurige denkbeelden zou te weeg brengen, en is ongenegen om godvruchtig te leven. Zoo beantwoordt de Schrijver dit gedeelte der vraag, en voegt er ook nog eene aanspraak aan goede vrome menschen bij, die in voorspoed veel met den Godsdienst schijnen op te hebben, maar in tegenspoed de bronnen van troost schijnen te vergeten, terwijl het hun ook al aan regte begrippen en vastigheid in goede grondbeginselen mangelt. Nu volgt de derde afdeeling, die ernstige aansporingen tot een beter bestaan behelst, met de opgave van gepaste hulpmiddelen en drangredenen tot dat einde. Eerst wordt de mogelijkheid van vereischte verbetering aangewezen, ofschoon 't waar is, dat wij daartoe Gods almagtige hulp noodig hebben, en dan nadrukkelijk beweerd, dat men zich op meer kennis en betere begrippen van den Godsdienst behoort toe te leggen, en vooral werk te maken van de betrachting der gekende Leer. Men moet tot dat einde meer in den Bijbel lezen, den openbaren Godsdienst veel bijwonen, en meer aan God denken, en van God met de huisgenooten spreken; verder ijverig gebruik maken van alles, wat goede denkbeelden van den Godsdienst, en de pligten, die dezelve ons oplegt, kan inboezemen, (waarbij, met name, het waarnemen van de Catechisatien der Leeraren, het lezen van goede en leerzame boeken, en dagelijksche oefening wordt aangeprezen); vooral ook veel denken aan de noodige voorbereiding voor het toekomstig leven. Behalve deze algemeene hulpmiddelen, worden nog bepaaldelijk, met opzigt tot de rampspoeden des levens, de navolgende raadgevingen medegedeeld: Bepaalt dikwijls uwe gedachten bij de oorzaken uwer rampen; overweegt veel het nut der tegenspoeden; maakt veel gebruik van het gebed, en voorts van alles, wat u tot godsdienstige gedachten kan opleiden. Dit alles wordt dan, eindelijk, met ernstige en gemoedelijke aansporingen, in 't bijzonder gerigt tot lijders, die nog geen genot van den troost des Christendoms hebben, besloten. Men zou kunnen wenschen, dat de Schrijver de eerste Afdeeling, die toch de grondslagen voor al het volgende dient te bevatten, wat zorgvuldiger had bewerkt, waar- | |
[pagina 135]
| |
toe hem de uitmuntende Verhandeling van reinhard, over de voortreffelijkheid van den Christelijken Godsdienst in het troosten van rampspoedigen, ook in 't Nederduitsch vertaald, van zeer veel dienst zou hebben kunnen zijnGa naar voetnoot(*). In de tweede ontbreekt ook eene aanwijzing van 't vrij algemeen gebrek aan regte begrippen omtrent de bijzondere troostgronden der Christelijke leer, als zijnde eene der voornaamste redenen, dat vele menschen er zich, in lijden, niet behoorlijk van bedienen. De derde zou ook met verscheidene ziel- en menschkundige aanmerkingen en daarop gegronde teregtwijzingen kunnen aangevuld worden. Men neme dan nu evenwel 't boekje, zoo als het is, en zoo als men iets van dezen aard uit den schoot van het Gezelschap, onder de zinspreuk: Tot vermeerdering van kunde, op Godsdienst gegrond, waarvan de Amsterdamsche Kerkleeraar f.a. van der scheer Secretaris is, kon verwachten. Elke poging, om den zegen van 't Christendom te verspreiden, verdient lof. Ieder doe, wat hij kan De bekroonde Verhandeling van den Eerw. van den broek kan voor een aantal lezers, boven vele andere geschriften, die men hun anders wel in handen geeft, van groote nuttigheid zijn. Die in deze soort van voedsel smaak vinden, voelen welligt naderhand trek naar meer versterkende spijs. |
|