hebben, tradt hij in zijnen ouderdom met eene Actrice in 't huwelijk.
Diep verzonken was de Marquis in 't bijzonder in zijne eerste liefdedrift. Om zich daarvan te geneezen, deedt hij eene reize na Constantinopole, in het gevolg eenes Franschen Afgezants. Daar te lande hadt hij een' grap, welke aldus wordt verhaald. Hem beving de lust om ooggetuige te zijn van de plegtigheden van den Turkschen Eerdienst. Ten dien einde bekogt hij den Portier van de Moskee van S. Sophia, en liet zich, op een grooten feestdag, op eene Tribune plaatzen, van waar hij alles zien konde, buiten vreeze van gezien te worden. De Tribune was in het westelijk gedeelte der Moskee, en de Turken, gelijk bekend is, moeten in hunne gebeden het aangezigt altijd na het Oosten gekeerd hebben. Intusschen maakte d'argens misbruik van zijne zitplaats, tot zoo verre dat hij den Musulman telkens deedt beeven. Daar de angst diens mans hem vermaakte, wilde hij dien vergrooten: een sles wijn en een stuk ham uit zijn' zak haalende, beval hij hem daarvan te eeten en te drinken, met bedreiging van anderzins te zullen gerugt maaken en zich vertoonen. Liever zou de ongelukkige vergif hebben ingenomen. Niettemin vondt hij zich genoodzaakt, zijnen eerdienst en tempel te ontheiligen, door te midden der heiligste plegtigheid eene spijze en drank te gebruiken, welke zijn godsdienst met afgrijzen verboodt. Maar het verhaal zegt, dat hij met zijne misdaad allengskens gemeenzaam wierdt, en naadat alle de aanweezigen de Moskee hadden verlaaten, den laatsten droppel uit de sles en het laatste brokje ham te lijve sloeg.