Sofia van Norman, door Amalia Berg. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Amsterdam, bij J. ten Brink, Gerritsz. 1807. In gr. 8vo. 287 Bl.
Van dit onderhoudend, welgeschreven Verhaal kunnen wij weinig meer zeggen dan het korte Voorberigt. Een zoogenaamd bekeerd ligtmis is geen goed echtgenoot. Dit schijnt de voorname les te zijn, die men met deze Roman wil inscherpen; het boek leert hier en daar nog menige andere waarheid; en de zachtheid van gevoel en de fijne teekening van vrouwelijke deugd kenmerkt sprekende het opstel van eene Vrouw, al gas ook de titel daarvan geen berigt: en vooral stemmen wij toe, dat de fabel schijnbaar kunsteloos en evenwel de uitvinding bij uitnemendheid kunstig is. Boven zeer vele andere komt dit werkje alzoo zeer voordeelig uit; bij de lezing verveelt men zich geen oogenblik, en herhaalt die na eenigen tijd nog wel eens met genoegen. Niets is er, dat blozen doet, en nu en dan ontmoet men eene verstandige les. Wat zal men bij dit soort van geschriften veel meer nog wenschen! - Sofia norman schijnt in den beginne de dochter van achtingswaardige lieden uit den middenstand; zij had voor dien stand eene te groote opvoeding; de vader misprees dit, tot dat de moeder lang daarna hare goede redenen daarvoor ontdekte. Intusschen had dit den grond gelegd tot sofia's ongeluk. Zij was namelijk het kind van onbekende aanzienlijken, door de pleegmoeder, bij het verlies van haar eigen nog zeer jonge kind, in afwezigheid van haar echtgenoot, op sterken aandrang, tot kind aangenomen, en werd als eene eigene dochter hartelijk bemind. Lieden van rang intusschen hielden haar in 't oog, en dit was de reden dat de vermeende moeder het plan van haren echtgenoot, om haar aan zijnen aangenomen edelen zoon uit te huwen, niet in de hand werkte. Sofia, van hare geboorte onderrigt, ofschoon omtrent hare ware ouders nog in 't onzekere, geeft hare hand, helaas! aan eenen geslepenen huichelaar, die 't niet om haren persoon, maar om hare betrekkingen en midde-