Leerrede om bij het gebruiken van de Evangelische Gezangen vrede te stichten, in de Hervormde Gemeente te St. Maartensdijk. Door J. Hoogendorp, Bedienaar van het H. Evangelie aldaar. Uitgesproken 31 Mei 1807. Te Rotterdam, bij J. Hendriksen. In gr. 8vo. 67 Bl.
De Eerw. hoogendorp, Predikant te Maartensdijk, onder de Klassis van Tholen, schijnt het aldaar met eenigen uit de Gemeente, omtrent 't gebruik der Evangelische Gezangen, niet goed te kunnen vinden. Er moeten onlusten ontstaan zijn, bij het invoeren en gebruiken derzelven. Daarna hield hij deze Leerrede, of wel deze Redewisseling met zijne Gemeente, gelijk hij ze gelieft te noemen, met het goede oogmerk, om dezulken, die nog tegen dezelven ingenomen blijven, tot inkeer te brengen, en alzoo met het grootste en verstandigste gedeelte der Gemeente te doen zamenstemmen. Dat oogmerk is niet bereikt, en 't schijnt, uit de Voorrede, dat sommigen aan den inhoud dezer Leerrede zelve er min of meer de schuld van geven, dat deze poging is mislukt. Hij meent dan niets beter te kunnen doen, om de menschen tot bedaardere, billijkere en godsdienstigere gedachten te brengen, dan hun de Leerrede zelve in handen te geven. En dit doet hij dan nu, met eerbiedig verzoek om verschooning over de vrijmoedigheid, die hij neemt, om dezelve, zoo als zij door hem uitgesproken is, onvoorziens in 't licht te geven. Meer uitbreiding was ook in de daad onnoodig, tenzij de Leeraar een geheel boek, in de plaats der gehoudene Leerrede, had willen geven.
Over de welgepast gekozene tekstwoorden, God is geen God van verwarringe, maar van vrede, gelijk in alle de Gemeenten der heiligen, 1 Kor. XIV:33, wordt maar weinig gezegd, en weldra tot de hoofdzaak overgegaan, de afmaning namelijk van verderen tegenstand tegen het gebruik der Gezangen. Zie hier de stellingen, die hij tracht aannemelijk te maken. Het is allerbetamelijkst en allernuttigst, God met Gezangen in zijn heiligdom te loven. - De onlangs ingevoerde Gezangen zijn op Gods Woord gegrond, hebben betrekking op zaken, waarin wij groot belang hebben, en zijn geschikt, om op de regte wijze te worden uitgeoefend. Vervolgends doet de Leeraar zijn