Adriaan Brouwer en Joost Graasbeek, of de vrolijke Nederlandsche Kunstschilders; Origineel Blijspel, met Zang, door C.A. van Ray. In den Haag, bij Belinfante en Comp. 1806. In 8vo. 56 Bl.
Het smartede den Heer van ray, dat de Franschen alleen het genoegen zouden hebben om de nagedachtenis hunner waarlijk groote mannen door eene Vaudeville te vereeuwigen. Daarom stichtede hij voor zijne helden, op den titel vermeld, eene soortgelijke vereeuwiging! Indien het nu indedaad bij de Franschen mode is, hunne waarlijk groote mannen te doen kennen van hunne slechtste zijde, en dezelven, eeuwen na hunnen dood, nog als zwier- en losbollen, en als bedriegers daarenboven, op het Tooneel aan de Kaak te zetten, zoo gunnen wij hun dit genoegen, en hunnen grooten mannen die eer; doch blijven liever bij onze oude Vaderlandsche zeden en gewoonten, en wenschen zeer hartelijk, dat het ‘Fuimus Troës’ ten dezen aanzien nog in lang op ons Holland niet zal toepasselijk zijn.
Behalve eenen enkelen zet, die nog al aardig is, heeft het stukje geene waarde. De Lezer proeve:
Ten slotte vertoont zich brouwer op 't Tooneel, en zegt of zingt tot het Publiek:
Vól angst, ziet gij mij voor u staan;
Voor u die de kunst roemrijk schragen;
Ach! mogt dit stuk, uw kiesche smaak behagen,
's Schrijvers doelwit wierd dan op 't schoonst voldaan!
Wilt onze geringe bekwaamheden,
Uw' gunst, als steunzel hier aanbien.
En komt somtijds tot verlustiging zien:
Een hollandsch tafreel rein van zeden.
Wilt onze geringe bekwaamheden, enz.