Een stuk, de Catholijken in Ierland betreffende, over wier lot zo veel geschreeven en zo zwaar geschil gevoerd is, bovenal in Engeland, ten deezen Jaare, in dit Dagblad geplaatst, oordeelde men eener Nederduitsche Vertaaling en afzonderlijke Uitgave waardig.
In 't zelve komt een kort berigt voor van de Lotgevallen der Catholijken in dat Rijk, van de vroegste tijden af tot den tegenwoordigen. De Verdrukkers worden met schande gebrandmerkt, de Verdeedigers vereerd.
Volgens de opgave, hier voorkomende, telde men aldaar, in 't Jaar 1731, over eene bevolking van 2,500,000 zielen, 1,309,400 Catholijken. Thans verzekert men, dat de geheele bevolking met 2,000,000 zielen vermeerderd is, en men telt 3,550,000 Catholijken. Vier vijfde gedeelten der Bevolking vinden zich van alle staatkundige regten verstoken en leeven in verdrukking. Hunne Bedienaars van den Godsdienst leeven er arm en veragt; terwijl de Angelikaansche Aartsbisschoppen en Bisschoppen, groot in aantal, rijke jaarwedden trekken, ruime en weinig bezogte Kerken hebben, terwijl men in Steden vol Catholijken naauwlijks eenige Kapellen bestemd ziet.
Wij schrijven het wel te wagten slot af. ‘De tijd is gekomen, waarin niets meer de ondoordringbaare verschanssing van de vrijheid des harten bedwingen moet. De Keizer napoleon heeft met dezelfde hand, waarmede hij de Protestanten in Frankrijk de openbaare uitoefening van hunnen Godsdienst heeft vergund, de Catholijken in Saxen vrij gemaakt. Hij leeraart de Vorsten, dat hen, in zaaken den Godsdienst betreffende, in onze dagen, niets overblijft, dan de heilzaame instellingen, die krachtdaadig op de gemoederen werken, te beschermen; dan aan alle de burgers de vrije uitoefening van den Godsdienst, dien zij belijden, te waarborgen; dan de beweeggronden, welke hen daar aan mogten hechten, te vermenigvuldigen; en dan hen door deeze vermogende banden in de uitoefening der algemeene Zedekunde te houden, zonder welke er geene Maatschappij bestaat, en waarvan de Godsdienst alleen het heilzaam gebied, in den grond der harten, kan handhaaven.’