Amelia Fabricius, of Delft door buskruid verwoest; Treurspel, door A. Loosjes, pz. Te Haarlem, bij den Schrijver. 1807. In gr. 8vo. 62 Bl.
Het ongeluk van Leiden gaf aanleiding tot dit Tooneelstuk; dan, behalve andere zwarigheden, veranderde de Dichter vooral daarom zijn plan, omdat hij het ten tooneele voeren van nog levende personen, al ware 't dan onder verzierde namen, ongeraden vond. Hij koos daarom het gelijksoortig geval te Delft, Ao. 1654, tot zijn onderwerp; het omkomen van den schilder fabricius, en het nog levend gered worden van zijn kind, deed hem de hoofdrol geven aan deszelfs echtgenoote. Voor eene en andere afwijking van de geschiedenis, welke de Dichter in de Voorrede aanstipt, zal hij gereedelijk verschooning vinden; en de Raadpensionaris johan de witt, daar hij het ongelukkig Delft ter hulpe snelt, geeft in dit stuk het Vaderlandsch hart voorzeker aandoenlijke herinnering. Overigens, hoezeer ook dit Treurspel, over 't geheel, het vernuft en de talenten van den Heere loosjes eere doet, hebben wij echter onze bedenkingen. Tegen het werktuiglijke der kunst is wel niet gezondigd; dan, immers vooral bij het eerste Bedrijf, is het, in ons oog, geheel onnatuurlijk, dat men bij zulk een ijsselijk ongeval meer praat en declameert, dan wel handelt; dat men met het geven van berigt aan Hollands Staten zoo sammelt, en den Predikant tigurinus eerst