staan, en waarin derzelver eigen aart gelegen zij. Zij bestaat hierin, dat hetzelve in Gods hand, als een allerkrachtigst middel, wordt gebruikt, om alle zulke zalige werkzaamheden in het hart des zondaars voort te brengen, die zich, in zijn geheele volgend leven, in eene vuurige liefde jegens God, zich zelven en zijne medemenschen naar buiten vertoonen, zoodat hij weder in dien gelukkigen stand wordt geplaatst, in welken hij tot eere van God, en als eene dankbare beantwoording van 's Heilands verlossende liefde, [deze zinsnede is voor ons duister] kan leven. Zulk eene Goddelijke kracht tot zaligheid bezit het Euangelie, beschouwd, zoo ten aanzien van zijn eigen aart, als wel voornamelijk ten opzichte van de invloeden des Geestes, die met de prediking van hetzelve gepaard gaan. Ten aanzien van zijn eigen aart en natuur; terwijl
het ons een duidelijk bericht geeft, zoo, wat 'er van Gods zijde gedaan is, als wat 'er van onze zijde vereischt wordt, om deel aan die zaligheid te erlangen, de allersterkste spoorslagen en drangredenen levert, om op die zaligheid acht te geven, en dezelve met een ootmoedig hart aan te nemen, en ook alle tegenbedenkingen, beletselen en hinderpalen uit den weg ruimt, die den zondaar van dien hoogstnoodigen plicht zouden kunnen te rug houden. Inzonderheid echter oefent hetzelve alsdan een Goddelijk alvermogen op de zielen der menschen, wanneer de invloeden des Geestes met de verkondiging van hetzelve gepaard gaan, die het Euangelie in de harten der menschen levendig maakt, hen ten sterksten overreedt, om de stem van bemoediging en hope te hooren, en alzoo te wege brengt, dat het verstand verlicht, de wil en hartstochten geheiligd, het ligchaam van de vuilheid der zonde gereinigd wordt. - (2) Daarna wordt uit de geschiedenis van den voortgang van 't Euangelie onder Joden en Heidenen, en uit de dagelijksche ondervinding betoogd, dat het Euangelie in waarheid zulk een Goddelijk alvermogen op de harten der menschen oefent. (3) Vertolgends aangetoond, dat Paulus deswegens rede had om zich der verkondiging van zulk een Euangelie niet te schamen. (4) En eindelijk het verhandelde nader aan het gemoed der Toehoorderen gebragt, en met ernstige vermaaningen en onderrichtingen besloten.
Zoo loopt deze Leerrede geleidelijk af. Onder den