Voorschrift, om, door middel van vischlijm, afdrukzels van medailjes te maaken.
Neem een once Vischlijm, stamp het in een vijzel, doe het aldus sijn gestotene in een halfpintsslesje, vul dit met eenig geestig vogt, gemeenen brandewijn of jenever bij voorbeeld, doe een kurk op de fles met een keep aan de eene zijde om de lucht te kunnen binnenlaaten, zet het bij het vuur drie of vier uuren, het vogt geduurende dien tijd dikwijls omschuddende; de hitte moet naast aan het kooken zijn. Thans zal het Vischlijm genoeg gesmolten zijn: nu laat men het vogt door een lap linnen doorzijgen; waarnaa het in eene zuivere, wel gekurkte fles gedaan, en tot gebruik bewaard wordt.
Wanneer gij 'er gebruik van wilt maaken, zet dan het gestolde vogt bij het vuur, alwaar het spoedig vloeibaar zal worden. Naa de Medailje wel schoon gemaakt en volkomen vlak gelegd te hebben, giet 'er zoo veel van het vogt op, als genoeg is om dezelve te bedekken zonder aan de zijden af te loopen. Nu laat gij 't droogen, 't welk in den zomer en bij droog weder in één dag zal gebeuren; anders zullen 'er twee dagen toe noodig zijn. Volkomen droog zijnde, kan men de korst ter naauwernood op de Medailje zien, die voorts moet worden afgenomen, door de punt van een pennemes onder den rand te steeken; waarnaa het afdrukzel der Medailje zich helder, doorschijnende, en aan het oorspronkelijke, tot in de kleinste bijzonderheden toe, volmaakt gelijkende, zal vertoonen.