Middel tegen verstuikingen; door een Duitschen arts.
Men neemt een stuk van den Smeerwortel, snijdt het in reepjes, laat het met nagenoeg half zoo veel water kooken, tot dat het de lijvigheid van Pap heeft bekomen; doet 'er in, goede versche boter, ter grootte van een noot; naa alles wel onder elkander gemengd te hebben, giet men 'er een lepelvol brandewijn op.
Op het verstuikte deel legt men een stuk linnen, in dit vogt natgemaakt, en men omwindt het gekwetste lid met een zwagtel. Het verband wordt om de drie of vier dagen vernieuwd.