Het Testament van Moeder Martha; ter bevordering van plichtmatige en voordeelige zuirigheid, bij onze Vaderlandsche Huismoeders van den zoogenaamden Gemeenen Man, in het licht gegeven, door R.D. Te Groningen, bij W. Zuidema. 1805. In 8vo. 57 Bl.
Zeer onlangs lazen wij een Werkje, uitgegeeven door de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, getiteld: Huishoudkundig Handboekjen, geschikt voor de Huismoeders van den zoogenaamden Gemeenen Man, waarmede, ingevolge eener opgehangene Vraage, de Hervormde Kerkleeraar g. van der tuuk den Gouden Eereprijs hadt behaald. Kort daarop dit Testament geleezen hebbende, kwam bij ons de inval boven, of het wel niet twee hamers waren, die op het zelfde Ambeeld geslagen hadden. Wat hiervan zij: martha was de Vrouw van hendrik vlijtig, een naarstig Timmerman, die bij haar zeven Kinderen hadt verwekt, van welke, bij haar overlijden, twee Dochters gehuwd waren, drie andere bij goede menschen dienden, en de twee jongste, nog niet volwassen, in het ouderlijk huis zich bevonden. Martha, eene Vrouw, door haar zorgvuldig huisbestuur en andere deugden beroemd, vergenoegde zich niet, met haare Kinderen, door lessen en voorbeeld, in het goede te zijn voorgegaan, maar wilde ook nog naa haaren dood nuttig zijn. In de laatste weeken van haar leeven, toen haare toeneemende verzwakking haar naderend einde voorspelde, maakte zij eenige schriftelijke opstellen gereed, bestemd tot onderrichting van haare Dochters omtrent den pligt, welken zij zelve zoo voorbeeldig hadt beoeffend, den pligt der zuinigheid in het waarneemen van haare huishoudelijke zaaken. Dat Geschrift noemde zij haar Testament, waarin zij, tot haare Dochters onmiddelijk het woord voerende, dezelve, in de eerste plaats, in 't algemeen onderricht, welke de rechte zuinigheid zij, om vervolgens de regels, welke eene Huismoeder, die zich op de zuinigheid wil toeleggen, in 't algemeen hebbe te volgen, voor te stellen, en daarna, wat in het stuk der bezuiniginge van spijze en drank, kleedinge, vuur en licht, de kinderen, het houden van verkeeringe, of
bezoeken, dient te worden in acht genomen, meer bijzonderlijk stil te staan. En gelijk leeringen wekken, doch voorbeelden trekken, hegt martha aan dat alles eenige voorbeelden, in welke, 't geen zij op een onderrichtenden trant hadt voorgedraagen, door de daadelijke ervarenis wordt bekragtigd. Alles met oogmerk, zoo als de braave Moeder in 't slot van haar