dige, wel onderweezene Vrouw noodwendig veel zou spreeken, en hem doodlijk verveelen door haar gesnap.
Eenigen tijd de characters zijner ongehuwde vrouwlijke kennissen naagegaan hebbende, liet hij in 't einde zijne keuze vallen op de jongste der vijf Dogteren van eene Weduwe in de nabuurschap. Men hoorde deeze jonge Juffer zelden of ooit een woord spreeken, maar zij zat in eene deftige stilte, geduurende al den tijd, dat de Moeder en de oudere Zusters, die geoordeeld werden veel meer verstands dan zij te bezitten, uit al haare magt snapten.
De goede Regtsgeleerde gaf der Moeder te verstaan, dat hij haare Dogter nancy ter Vrouwe begeerde. De Moeder leende een greetig oor aan dit voorstel: want zij hadt een talrijk gezin, en was niet ruim met middelen bedeeld; waarom zij, binnen kort, den vrijenden Regtsgeleerde verklaarde, dat hij nancy zou hebben. Onmiddelijk verstendigde zij haare Dogter van die toestemming. En het leedt niet lang, of het Huwelijk werd voltrokken.
Geen volle week was hij getrouwd, of hij kwam met een treurig gelaat bij de Moeder, klaagende, dat haars Dogters tong nooit stil was, uitgenomen de weinige uuren van de vierëntwintig, als zij sliep. Hij vroeg ernstig, wat in dit geval te doen: want dat hij verhinderd werd in zijn werk en niets kon uitvoeren; dat hij geloofde, welhaast het oneindig gesnap zijner Vrouwe met den dood te zullen moeten bekoopen.
De Moeder, eene schrandere Vrouw, gaf hem hierop te verstaan: Mijn waarde Doctor! uw gezond verstand en groote geleerdheid behoorden u vooraf dit ontdekt te hebben. Mijne Dogter nancy is een zeer onnozel en onkundig Meisje, en zal daarom steeds spreeken, als zij daartoe gelegenheid heeft; dit is zeer natuurlijk: want zij, die het minst denken, spreeken doorgaans het meest. Maar, zo lang zij in huis was, hebben haare oudere Zusters en ik, wel weetende, dat zij, haar mond openende, niets dan onzin of kinderagtigen praat zou voortbrengen, haar steeds bevolen stil te zwijgen tot zij getrouwd was, of dat zij nooit een Man zou krijgen. - Mijne Dogter is, derhalven, niet te beschuldigen: zij kan, ter oorzaake van haare onkunde en domheid, niet verwagt worden eenig genoegen in stilzwijgen te zullen scheppen; naardemaal zij alleen, die kunnen denken, dat is, die kundigheden bezitten, genoegen in stilzwijgen kunnen vinden; en daar zij als genoodzaakt geweest is om haare tong zo lang te bedwingen, heeft zij nu het regt om 'er allen gebruik van te maaken, dat zij immer kan. - Geloof mij, Mijnheer! eene onkundige en dwaaze Vrouw is nooit stilzwijgend als zij anders kan, en, dewijl zij niets weet, moet zij noodwendig wartaal uitslaan. Dit alles is zo klaar voor het eenvoudigst verstand, dat het mij zeer verwondert, hoe een Geleerd Man dit niet begreepen heeft. Wij Vrouwen weeten zeer wel, dat, naar gelange