deren. De Heer straemer heeft daaromtrent eene proef genomen: een weinig vóór den gewoonen tijd beroofde hij eenige dunne takken eens booms van de bladeren. 't Gevolg was, dat de ontbladerde takken eene aanmerkelijke koude wederstonden, terwijl de niet ontbladerde stierven. De Heer laurence herinnert ons, dat in Engeland, in den jaare 1709, alle de boomen, wier bladeren afvallen, niet stierven, uitgezonderd alleen de Moerbeziënboom. Dit moest ongetwijfeld gebeuren, omdat zijne bladeren niet waren afgeplukt vóór den tijd dat ze natuurlijk afvielen, om voor het tweede broedzel der Zijdewormen ter spijze te dienen.
Noodig is het, de geenen, welke dit heilzaam middel zouden willen te werk stellen, te herinneren, dat zij den boom niet op eenmaal moeten ontblooten, maar in drie of vier reizen, met eene tusschenpoozing van eenige weeken. Intusschen dient men aan te merken, dat alle de bladeren, vóór den tijd dat zij van zelf afvallen, moeten geplukt worden. Indien ze in ééns geplukt wierden, zou men gevaar loopen van in de planten eene soort van spoedige vloeijing of bloeding te veroorzaaken, die een langzaam en onvermijdelijk sterven zou ten gevolge hebben.