Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 541]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelijk.Ophelderende aanmerkingen over den canon der Schriften des Ouden Verbonds.(Ontleend uit thomas robinson's, A.M. Rector of Ruan Minor, Cornwall, Enquiry into the Necessity, Nature and Evidences of Revealed Religion.)
Het woord Canon is oorspronglijk Grieksch, en duidt aan, een zekeren Regel of Maatstaf, volgens welken andere dingen afgemeeten en bepaald worden. Aangezien de Heilige Schrijvers ons getrouwlijk den geopenbaarden Wil van god mededeelen en ontvouwen, zijn hunne Werken de Regelmaat des Geloofs voor allen, die dezelve als zodanig aanneemen. Dan dit eigenste woord Canon wordt ook zomtijds gebezigd om niets meer te betekenen dan de Lijst of Catalogus, in welke deeze Boeken gerangschikt zijn. Geen vastgaand berigt van de vaststelling des Canons der Schriften des Ouden Verbonds kan heden ten dage gegeeven worden; naardemaal 'er thans geene Schrijvers voorhanden zijn, die deswegen met een gezet oogmerk handelen: doch de zamenstemmende getuigenissen van oude Schrijveren, zo Jooden als Christenen, hebben de voltooijing van dit werk aan ezra toegeschreevenGa naar voetnoot(*), die, naa zijne wederkomste uit de Babijlonische Gevangenisse, de schikking der onderscheidene Boeken op zich nam, ze in orde bragt, en den Canon ten zijnen tijde vaststelde. | |
[pagina 542]
| |
Nogthans hebbe men in 't oog te houden, dat, schoon ezra den Joodschen Canon bepaalde, 'er naderhand verscheide veranderingen in kwamen. Het Voorzegboek van malachias heeft 'er met geene mogelijkheid door ezra in kunnen geplaatst worden; dewijl het van allen erkend wordt, dat deeze Propheet in laateren tijde bloeide. Ezra kon in dien Canon desgelijks geene plaats geeven aan het Boek nehemiah; naardemaal 'er in gewaagd wordt van jaddus den Hoogepriester en darius Codomannus, Koning van Persie, die beiden ten minsten honderd jaaren laater dan ezra bloeiden. - Men mag 'er bijvoegen, dat de Geslachtlijst in de Boeken der Chronijken voortgezet is door zo veele Geslachten, dat dezelve noodwendig voortloopt tot den tijd van alexander den grooten: gevolglijk konden deeze Boeken in die algemeene in ordeschikking niet komen. Het is, overzulks, hoogst waarschijnlijk, dat de beide Boeken der Chronijken, ezra, nehemiah, esther en malachias, 'er naderhand aan toegevoegd zijn door simon den regtvaardigenGa naar voetnoot(*), en dat het niet vóór dien tijd was, dat der Jooden Canon van de Heilige Schriften ten vollen voltooid was. Dan het blijkt, dat ezra het geenzins genoeg rekende, eene enkele Bijeenzameling van de Boeken der Heilige Schrift te maaken, maar ook zeer bezorgd was, om, door eene naauwkeurige vergelijking van de onderscheidene Afschriften, de veelvuldige misstellingen der Overschrijveren te verbeteren. Hij veranderde de Naamen van verscheide Plaatzen, die verouderd waren, en zette andere, den Volke beter bekend, in plaats. - In deezer voege wordt abraham gezegd, de Koningen, die loth wegvoerden, tot Dan vervolgd te hebben; terwijl dat Land, ten tijde van moses, den naam van Laish droeg: de naakomelingschap van dan bezat het nimmer, dan langen tijd naa den dood | |
[pagina 543]
| |
van moses. - Op verscheide plaatzen in het Boek Genesis en Numeri treffen wij den naam van Hebron aan; terwijl die Stad Kiriath Arba geheeten was, tot dat caleb dezelve Hebron noemde, naar een' zijner Zoonen. Het is, overzulks, blijkbaar, dat deeze invoegzels en veranderingen in laateren tijde moeten gemaakt zijn; en het is teffens hoogwaarschijnlijk, dat dit geschiedde bij de algemeene herziening van den oorspronglijken Text. Vreemd kan men het niet vinden, dat ezra niet alleen dien Text veranderde, maar ook, indien het noodig ware, 'er het een en ander aan toevoegde, wanneer het tot opheldering en beter zamenhang van het geheel diende. Onder dusdanige Bijvoegzelen hebbe men te rangschikken het laatste Hoofdstuk in het Boek Deuteronomium, waarin moses voorkomt als eene beschrijving geevende van zijn eigen afsterven, en josua's opvolging van hem als Leidsman des Volks. - Bij abraham's komst in het Land van Canaan wordt aangemerkt, dat de Canaaniten toen in het Land waren: eene aanmerking, die waarschijnlijk niet gemaakt is dan naa den tijd van moses, wanneer de Canaaniten, door josua uitgedelgd, toen niet meer in het Land waren. In het 14 vs. van het XXII H. in het Boek Genesis vinden wij vermeld: ‘heden ten dage wordt gezegd, op den Berg des heeren zal het voorzien worden:’ dan de Berg Moria, de Berg, van welken aldaar gesproken wordt, droeg den naam van den Berg des heeren niet, voor dat de Tempel, veele honderden van jaaren laater, daar op gebouwd was. - Iets van den zelfden aart doet zich op in het XXXVI H. van Genesis, bij de optelling der Koningen, ‘die in het Land van Edom regeerden, eer 'er eenig Koning over het Land van Israël heerschte.’ Dit heeft niet kunnen gezegd worden, dan naa dat 'er een Koning over Israël was: moses heeft, overzulks, die woorden met geene mogelijkheid kunnen schrijven. - In het XXV II. van het Spreukenboek, doorgaans voor het Werk van salomo gehouden, vinden wij met den aanvange opgetekend: ‘Dit zijn ook salomo's Spreuken, die de Mannen van hiskia, des Konings van Juda, uitgeschreeven hebben.’ Dit is tastbaar een bijvoegzel van verscheide eeuwen laater: want hiskia was in het twaalsde Geslacht, van salomo af gerekend. Veele andere Invoegzelen zouden deeze lijst kunnen | |
[pagina 544]
| |
verbreeden; en houdt men ezra voor den Steller. Die toevoegzels, zo wel als de veranderingen, van welke wij boven spraken, werden gemaakt om het gebrekkige aan te vullen, of duisterheden in den Text der Heilige Boeken op te klaaren; en schijnen dezelve daarin niet gemaakt te zijn, dan als de noodzaaklijkheid zulks vorderde. De Boeken des Ouden Verbonds werden geschreeven met Chaldeeuwsche Letteren, die het Volk, naa de wederkomst uit de Babijlonische Gevangenisse, beter verstondt dan het oorspronglijk Hebreeuwsch. De Afdeelingen, welke men op den Sabbath in de Sijnagogen las, waren in Verzen verdeeld, ten dienste van de Targumisten of Chaldeeuwsche Uitleggeren: een gedeelte daarvan eerst in het oorspronglijk Hebreeuwsch geleezen zijnde, werd daarop in de Chaldeeuwsche spraake vertolkt. In deezer voege werd de Canon des Ouden Verbonds vastgesteld en voltooid, op een tijd, wanneer de Joodsche Geschiedenis afliep, en de Geest der Prophetie geheel ophieldt. Naardemaal het voorige Geslacht der Schrijveren was uitgestorven, en alle Prophetien en Gezigten verzegeld waren, kon 'er geen geschikter tijdperk gekoozen worden, om de onderscheidene Afschriften te verzamelen, en de Lijst der Heilige Schriften op te maaken. Zodanig was de oorsprong van die Verzameling, welke wij voor de Schriften des Ouden Verbonds houden; en dit waren de beweegredenen, welke de Jooden aanspoorden om dezelve in Verzen te verdeelen, ten dienste van de openbaare Voorleezing. Dan de tegenwoordige afdeeling in Hoofdstukken en Verzen is egter, met uitzondering der Psalmen, van eene veel laater dagtekening; en men geeft deswegen het volgend berigt. - Hugo de sancto caro, een Dominicaner Monnik, (algemeen bekend onder den naam van hugo cardinalis) die omtrent den Jaare 1240 bloeide, vervaardigde eene Verklaaring van de Boeken des Ouden Verbonds. Onder het voortzetten deezes arbeids vondt hij eene overeenstemming (Concordantie) uit. Het oogmerk daarmede was, om de overwijzing tot eenige bijzondere Plaats of Uitdrukking gemaklijker te maaken. Ten dien einde was het noodig, het Boek in Afdeelingen te splitzen, en in de Afdeelingen Onder-afdeelingen te maaken. Deeze Afdeelingen zijn onze tegenwoordige Hoofd- | |
[pagina 545]
| |
stukken; maar de Onder-afdeelingen waren niet (gelijk onze Verzen) met onderscheidene tekens gemerkt, maar door Capitaale Letters op den kant, op evenwijdige afstanden geplaatst. - In deezen staat verbleeven de Heilige Schriften tot den Jaare 1445, wanneer mordechai nathan, een Joodsche Rabbi, eene Concordantie op den Hebreeuwschen Bijbel, ten dienste der Jooden, vervaardigde. Deeze Schrijver, schoon hij hugo volgde met de Boeken in onderscheidene Hoofddeelen te schiften, verwierp het gebruik der Capitaale Letteren, en volgde den ouden trant van Volzinnen of Verzen. Deeze Verzen tekende hij met Getallen: eene handelwijze, die zo veel gemaks baarde, dat zij in alle volgende uitgaven der Heilige Schrift, zo in geleerde als in landtaalen, steeds gevolgd isGa naar voetnoot(*). Van hier de verdeeling des Bijbels in Hoofdstukken en Verzen. Dus blijkt, dat Jooden en Christenen onderling het hunne toegebragt hebben tot dien staat, waarin de Heilige Boeken zich thans, ten algemeenen gemakke, voordoen. |
|