heid des waters, het blaauw des uitspanzels terugkaatzende, horizontaal werpt aan den voet der bergen.
Behalven het oogverrukkend groen van deeze boomen en kreupelhout, fraai gegroept en met een ruime hand verspreid over de wyduitgestrekte en oneffene oevers, die de Valei in derzelver groote uitgestrektheid doorkruissen, ziet men verbaazend hooge bergen, de een op den ander gestapeld; deezer oneffene oppervlakte, naakt- en dorheid steeken ten sterksten af by het helder en schitterend groen op den voorgrond dier Landschapsschilderye. - Aan de slinker zyde, en op de hoogste deezer rotzen, heeft waare Godsdienstigheid een klein en nederig bedehuis gesticht. Het gezigt deezes geringen Kapels is zeer geschikt om het hart des Wysgeers met waare gevoelens van Godsvereering te vervullen; naardemaal dit eene plaats is, zo recht gevormd om den Mensch den god des Heelals te doen aanbidden. De groote verschynzels in de Natuur zyn de eerfte Verkondigers van de Godheid!
't Was geen menschen-hand, welke deeze Rivier hulpe boodt om de rotzen te boven te komen, die schynen zamen te spannen om den loop te stuiten. Menschen-kunst moge, om het landschapstooneel te verfraaijen, de kleine beekjes, over welke het Heidendom veronderstelde dat schroomagtige Stroomgodessen gezag voerden, vereenigen, in marmeren opvangers doen loopen, en over fraaije grotwerken doen vallen - maar 't is gods hand alleen, die deeze Rivier kan beveelen, door de digte en zwaare bosschen heen te dringen, welke, lommerryk op den voorgrond staande, de lange keten van rotzen bedekken, die zo vrugtloos den voorten doortocht zoeken te verhinderen.
De onmeetlyke voorraad van water schynt neder te daalen van het opperste deezer boschadien, het ligte schuim van het geboogen verwelszel dier boomtoppen te doen rollen, en, met licht bestraald, op het donker gordyn deezer geheimzinnige wouden te verspreiden. Schielyk ontlasten dezelve zich, en zinken neder in de duistere diepte van deeze wilde uitgestrektheid.
Indien wy het oog ter slinker zyde van dit by uitstek verheeven tooneel wenden, daar zien wy de geheele Rivier (zo als het schynt) versmaadende die menigte van stroomen, welke dezelve verlaaten hebben, weder aan te neemen, en die, loopende over eene wyduitge-