len, om zich tegen dit kwaad te verzetten. Hij zelf doet daartoe, in dit Boek, eene lofwaardige poging. 't Kwam hem voor, dat de openlijke voordracht van Godsdienstige leering, zoo weldadig zij, doelmatig ingericht en verstandig aangewend, ook voor den beschaafden, ter bevordering van Godsdienstige zedelijkheid en eene edele zucht voor het algemeen belang, zijn moest, daartoe echter gewoonlijk minder geschikt is, omdat het tot hiertoe nog altijd volstrekt noodzakelijk blijft, het openbaar onderricht voornamelijk nuttig te maken voor onmondigen, wier kennis steeds verbeterd en vermeerderd moet worden; 't geen de beschaafden niet zoo zeer noodig hebben, die afkeerig zijn, om zich
overal te laten vóórdenken, maar zich des te liever tot nieuwe en treffende beschouwingen laten wegsleepen. Dit deed hem besluiten, om eenige Redevoeringen, regtstreeks tot zulke beschaafde lieden gericht, ter ontwikkeling van de voornaamste aangelegenheden voor 't menschelijk verstand en hart, te vervaardigen. Men ziet reeds, uit de beschrijving van den trap van beschaafdheid, die hij in de Voorrede toont te vooronderstellen, en nog meer, uit de geheele wijze van uitvoering van zijn gemaakt ontwerp, dat het getal van hun, die men voor dit Godsdienstig onderricht moet berekend achten, niet zeer groot zijn kan. Zij dienen met de nieuwe Wijsbegeerte ook wel bekend, en in dezelve min of meer ingewijd te zijn, om 'er het regte voordeel uit te trekken.
De behandelde stoffen zijn de volgende: (1) De geest der tijden. (2) De magt van den geest des tijds. (3) De geest van onzen tegenwoordigen tijd. (4) Wie is een beschaafd mensch? (5) Het godlijke in den mensch. (6) De Godsdienst, in derzelver betrekking tot den mensch. (7) Over het Egoismus. (8) De waarheidslust. (9) Wat is waarheid? (10) Over onschuld, natuurlijke en zedelijke goedheid. (11) Over de valschheid. (12) De vrolijkheid in de plichtsvervulling. - Gaarne deelden wij, uit deze of gene Redevoering, iets, tot eene proeve van de wijze van behandeling en uitdrukking, mede. Maar alle voorstellingen van den Schrijver zijn zoo naauw aaneengeschakeld, dat wij, zonder dezelven, of te verminken, of van derzelver gepastheid te berooven, 'er niets van kunnen afnemen. - De Vertaling heeft al te veel van het oorspronkelijk taaleigen overbehouden.