Daphnis en Chloe.
(Volgens het Grieksch van longus.)
Het was in den aanvang der Lente. - In de bosschen, op de velden en op het gebergte, schooten de bloemen voort, te midden van het gegons der werkzaame byen, den zang der vogelen, en het dartelen van het wolvee. - De schaapen sprongen op de bergen, de byen vloogen in de lugt om, en de zang der vogelen deedt de boschjes weergalmen.
De tedere en volgevoelige zielen van daphnis en chloe werden geheel vervuld door de vrolykheid van het jaargetyde; zy stonden open voor elken indruk, en volgden, met speelzieke vrolykheid, wat zy zagen of hoorden. Hoorden zy het zingen der vogelen, zy zongen; zagen zy het gehuppel der schaapen, zy dansten; en in navolging der byen verzamelden zy bloemen; eenige schikten zy zonder kunst op elkanders boezem; van andere maakten zy ruikers, en bragten ze aan de Boschnymphen ter offerande.
Daphnis en chloe weidden te gader de veekudden: alle bezigheden hadden zy met elkander gemeen. Daphnis verzamelde van tyd tot tyd de afgedwaalde schaapen; en als een geit al te stout eene steilte beklauterde, dreef chloe dezelve weg. Zomtyds nam een van beiden al het herderlyk bedryf waar, terwyl de ander eenig vermaak nam.
De gewoone spelen der jeugd waren beider lust. Chloe zag soms na haare kudde niet, terwyl zy omzwierf om bloemen te verzamelen, van welker steelen zy vallen maakte, om kapellen te vangen. Daphnis speelde soms van den morgen tot den avond op zyn Pansfluit, gemaakt van riet, tusschen de leden met gaten, en zamenverbonden met zagt wasch. Daphnis en chloe hadden melk, wyn en eeren van huis medegenomen tot onderhoud voor den geheelen dag. En men zou veeleer een gedeelte der kudde van het andere verwyderd gezien hebben, dan daphnis van chloe gescheiden.
Dion en clearista kwamen op hun Landgoed, waar daphnis en chloe woonden. Hun sleep van slaaven en slavinnen, de paarden, die den voorraad droegen, veroorzaakten veel gewoels. Het hair van dion was half grys; doch hy was kloek en schoon van gestalte; in sterkte overtroffen hem weinige jongelingen. In rykdom hadt hy weinig zyns gelyken; in deugd geenen. Op den eersten dag zyner aankomst offerde hy aan de Godheden zyns Landgoeds, aan ceres, aan bacchus, aan pan en de Boschgodinnen, en stortte een algemeen drankoffer voor allen uit. Den volgenden dag