staan. Thans schelde Mevrouw de crouzas, en beval den Knegt, die hier op binnen kwam: Help Mynheer gibbon eens op!
Met deeze Anekdote paart zich eigenaartig de volgende; zy betreft den Abt chauvelin, gebocheld van vooren en van agteren, ongemeen klein van gestalte; maar geestig, leevendig, onbeschaamd, en zeer vry omtrent de Vrouwen, wanneer hem daartoe de gelegenheid voorkwam. Op zekeren avond bevondt hy zich by Mejuffrouwe de nantouillet; zy was alleen, een weinig ongesteld, en zat op eenen ziekenstoel. De Abt ging van liefkoozingen tot verdere vryheden over; en met zulk eene onbeschaamdheid, dat de Juffrouw uit alle haare magt aan de schel trok, om iemant te doen binnenkomen. Aan een sterken Kamerdienaar, die straks verscheen, en haare bevelen vraagde, was haar woord: Zet my Mynheer den Abt eens op den schoorsteenmantel! De schoorsteen was hoog; de knegt meer dan gemeen sterk. Hy grypt den kleinen Abt, die vergeefs daar tegen worstelde. Hy plaatst hem op den schoorsteenmantel. De Abt ziddert, zich op deeze, ten zynen opzigte, vervaarlyke hoogte bevindende, van waar hy, zonder gevaar zyns leevens, niet op den grond durfde springen. Het schaterend lachen van Mejuffrouw de nantouillet deedt hem nog meer in woede ontsteeken, die hem van spyt bykans deedt barsten, toen 'er, in deezen hachelyken toestand, een bezoek wierdt aangediend .....