Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 241]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Waarneemingen, ten opzigte van de oude classike schryveren.(Uit The Annual Review, and History of Literature for 1802. By arthur aikin, Editor.)
Geene Letteroefening is vermaaklyker, en weinige verschaffen meer leerings, dan die van de Geschiedenis der Wysbegeerte. De opkomst en het verval der Koningryken en Staaten in derzelver oorsprong en voortgangen na te gaan, verlcent eene bezigheid, zo belangryk voor de verbeelding, als bevorderlyk voor het verstand. Maar het bevalligste, 't geen de Geschiedenis oplevert, bestaat misschien in het vermelden van den oorsprong en de vorderingen der kunsten, weetenschappen en beschaaving. De overblyfzels der oude Letterkunde, indien men dezelve enkel beschouwe, als behelzende de Geschiedenis dier verafgelegene tyden, van welke zy tot ons overgekomen zyn, en blyken opleverende van de beschaaving, welke zy bereikt hadt, zouden van vry groote aangelegenheid weezen; doch men kan niet lochenen, dat zy een klemmender eisch hebben om door ons in ernstige opmerking genomen te worden. De vordering, welke de Ouden in de weetenschappen gemaakt hadden, was in geenen deele gering. De beginzels van de meeste hedendaagsche verbeteringen in de Natuur- en Zedekunde bezaten misschien de Wysgeeren van Griekenland en Rome. Zy lieten veel, zeer veel, ter verdere naspeuringe over; zy spilden menigwerf de moeilykst aangewende poogingen in het voortzetten van den loop op bypaden, die op dooling uitliepen; doch met dit alles openden zy die paden van weetenschap, welke naderhand met meer geluks betreeden zyn; en de leerling in de hedendaagsche Schoolen staat vaak verwonderd, als hy in de Schriften der Ouden wenken van | |
[pagina 242]
| |
kundigheden ontmoet, welke hy aangemerkt hadt, als den uitsluitenden eigendom der Wysbegeerte van een veel laater tydperk. De groote aangelegenheid der oude Letterkunde, ten tyde van derzelver herleevinge, alleen aangemerkt als een bron van onderwys in de weetenschappen, is onbetwistbaar. De wereld was, eeuwen lang, als 't ware, agterwaards gegaan in kennisse; en schoon naa die ebbe de vloed begon, was dezelve nog verre van de voorige hoogte beklommen te hebben. Het was, te dier oorzaake, het lot der hedendaagschen, in elke weetenschap, als 't ware, by de Ouden school te gaan, en hun geluk, ten dien hachlyken tyde, zulke onderwyzers aan te treffen. Zy waren ook niet agterlyk in het erkennen van hunne verpligtingen en het ontdekken van hun belang. Niets werd met grooter drift voortgezet dan de herstelling der Geleerdheid. Italie ging voor op deeze loslyke loopbaane, en wekte welhaast den geest van nayver by de nabuurige Volken op. De staat der dingen is thans grootlyks veranderd. Drie Eeuwen van onvermoeiden, ongestaakten arbeid in verbeteringen hebben de Hedendaagschen boven hunne Leermeesters verheven. De betrekkingen van ruimte en getal heeft men voortgezet en toegepast tot eene verbaazende uitgestrektheid. De algemeene eigenschappen der stoffe heeft men gelukkig nagespoord in de bespiegeling, en in 't gebruik zeer uitgebreid toegepast. De zelfstandigheden zyn op den toets der proeve gebragt, daar zy, in den gewoonen staat, door derzelver fynheid, de kennisneeming onzer zinnen ontglippen. De aarde is onderzogt tot eene uitgestrektheid, verre de grenzen der voorige ontdekkingen te boven gaande. Wy zyn zelfs geene vreemdelingen in de gewesten der ruimte. Het maakzel van den kloot, dien wy bewoonen, is zeer naauwkeurig nagespeurd, zo verre dezelve toeganglyk is voor menschen vlyt. De voortbrengzels heeft men vernuftig gerangschikt, en zyn daardoor te gemaklyker onder het oog gebragt. Veele van derzelver nutte eigenschappen zyn ontdekt. De Mensch is veel verder gekomen in de kennis van zyne eigene natuur, zo ten aanziene van zyn lichaam als verstandige vermogens. Zelfs in de duistere gewesten der Bovennatuurkunde heeft men iets, dat naar zekerheid gelykt, verkreegen. | |
[pagina 243]
| |
Wy hebben geleerd en de sterkte en de zwakheid onzer eigene vermogens, de grensscheidingen der twyfelaary en vermetele beslissing, en de eerste beginzels, welke de voorbereidende kundigheden vormen. Redelyke ophelderingen heeft men gegeeven van den oorsprong en het gebruik der taale; alsmede de vermogens van 's Menschen geest naauwkeurig onderscheiden; de beginzels van maatschaplyk en eigen byzonder geluk ontvouwd, schoon wy alsnog niet wys genoeg zyn om de beste toepassing van onze ontdekkingen te maaken. Wy vervoegen ons, te dier oorzaake, niet langer tot de Ouden om onderwys in de Weetenschappen; immers zou een tegenwoordig maatig gevorderde aan plato en aristoteles onderrigting kunnen geeven. Om de aangelegenheid der Classicale Letterkunde te verdeedigen, moeten wy op andere gronden te werk gaan. De oude Taalen zyn de sleutels der oude Geschiedenis. Binnen den omtrek der Grieksche en Latynsche Taale is verreweg het grootste gedeelte bewaard van het onderrigt, 't geen wy bezitten, wegens de belangrykste deelen der wereld, zints de vroegste gedenkstukken der Geschiedkunde, tot het verval van de oude beschaafdheid. In de taalen van Oud Griekenland en Rome bezitten wy Schryvers van volklonkene en bykans onnavolgbaare uitsteekenheid, in eenige vakken der Letterkunde, die steeds onze beste voorbeelden blyven in derzelver onderscheidene soorten van opstellen. Is de Wysbegeerte van plato en aristoteles aan de vergetelnisse overgeleverd, - de Dichtwerken van homerus en virgilius, de Welspreekenheid van demosthenes en cicero, de Geschiedenissen van herodotus en thucydides, livius en tacitus, blyven nog eene erkende uitsteekenheid bezitten. De vorming der oude Taalen, zo wydverschillende van die onzer eigene, en, in veele opzigten, zo veel voortreflyker, is alleen een voorwerp van belangryke naspeuring voor den wysgeerigen Letterkundigen. Eéne weetenschap, inzonderheid, zal haare verpligting erkennen aan de oude geleerdheid. Eenige van de gewigtigste Leerstellingen, in verband staande met de Godgeleerdheid, zyn voornaamlyk gebouwd op Geschiedkundige daadzaaken, welker blykbaarheid over- | |
[pagina 244]
| |
geleverd is door Schryvers, die in de oude Taalen schreeven. Eindelyk is de Oordeelkunde geschikt om eene zeer belangryke en uitlokkende bezigheid te worden; dewyl het genoegzaam beweezen is door de welbekende verkleefdheid der liefhebberen van die Letteroefening aan de voorwerpen hunner naspeuringe; en wanneer men niet zo verre gaat dat zulks een inbreuk maakt op de volbrenging van ernstiger pligten, mag het vermaak, daar uit te haalen, aangemerkt worden als een meer dan enkel onschuldig genoegen. Eene groote omwenteling heeft 'er plaats gegreepen in de belangrykheid der Classicale Letterkunde, zints den tyd van derzelver herleeving. De beginzels der Oordeelkunde zyn en veranderd en grootlyks verbeterd in het zelfde tydvak. Het eerste voorwerp der Uitgeeveren van Classicale Schryveren was, om, zo spoedig mogelyk, aan de wereld die Schriften mede te deelen, tot welke zeer weinigen toegang hadden, en die dikwyls gevaar liepen van verlooren te gaan, uit hoofde van het klein getal der afschriften. De Uitgaven werden overzulks dikwyls gedrukt volgens onnaauwkeurige en zomtyds enkele Handschriften; en geen enkel Handschrift, hoe uitsteekend, is in staat om overal den waaren Text des Schryvers te verschaffen. Een vroegtydig Uitgeever van aristophanes, het oog hebbende op twee Blyspelen, welke ontbraken in de vroegste Uitgaven van dien Schryver, verklaart, ‘dezelve liever te hebben willen geeven, minder beschaasd, zo als hy ze gevonden hadt, dan geheel agterhouden.’Ga naar voetnoot(*) Deeze Uitgaven zyn thans, veelal, schaars geworden, en derzelver zeldzaamheid heeft ze menigmaal een buitengemeen hoogen prys doen gelden. Nogthans zyn ze dikwyls van weezenlyken dienst, zo wel als van eene ingebeelde aangelegenheid; dewyl ze dikwyls gedrukt zyn volgens Handschristen, welke men nu niet weet of ze meer bestaan, en schenken het vroegste gezag voor zommige Leezingen, daar in voorkomende. De vroegste Uitgeevers van Classicale Werken waren veeltyds Mannen, die eene groote vaardigheid en be- | |
[pagina 245]
| |
dreevenheid in het gebruik der geleerde Taalen bezaten: doch, over 't algemeen, misten zy of smaak, of, in eenige vakken van geleerdheid, genoegzaame kunde, om hun in staat te stellen tot het maaken van het beste gebruik der voordeelen, anders hun eigendom. Schoon deezer arbeid zeer belangryk en verdienstlyk was, lieten zy veel over aan de schranderheid hunner Opvolgeren. Vóór het einde van de Zestiende Eeuw waren de meeste Classike Schryvers herhaalde keeren in 't licht gegeeven. Allengskens heeft men meer Handschriften geraadpleegd, naauwkeuriger Drukken geleverd, en de dageraad eener vryer en geleerder Oordeelkunde begon door te straalen in de Werken van casaubonus. Die zelfde voortgang hieldt aan door de Zeventiende Eeuw, waarin; benevens veele anderen, met onderscheiding gronovius en heinsius te voorschyn traden. Een zwaarder arbeid werd op de schouderen van volgende Uitgeeveren gelegd. De bronnen van in 't oog vallende verbetering waren, in de meeste gevallen, vooraf uitgeput; en de overgebleevene misslagen konden in 't algemeen enkel geweerd worden door het aanwenden van groote kunde en uitgebreide geleerdheid. Bentley, die mag aangemerkt worden als de Vader van de tegenwoordige School der Oordeelkunde, heeft, in de Voorreden zyner Uitgave van horatius, den pligt en de zwaarigheden van een hedendaagschen Uitgeever ten vollen opgemerkt, en het gemaatigd gebruik van de gissende Oordeelkunde verdeedigd; eene Oordeelkunde, welke dikwyls zo noodzaaklyk is, en die hy zelve vaak, met den gelukkigsten uitslag, te passe gebragt heeft, zomtyds mogelyk tot een uiterste gedreevenGa naar voetnoot(*). Wat den tegenwoordigen staat der Classicale Letterkunde aanbelangt, indien groote vorderingen, in dit vak van Geleerdheid, thans zeldzaamer zyn dan voor- | |
[pagina 246]
| |
heen, 't geen dezelve tegenwoordig bestaat, is van een hooger doel. Een hedendaagsch Oordeelkundige zal, in de daad, eene grootere vryheid gebruiken in de waardeering van de verdiensten des Schryvers, door hem onder handen genomen, dan de tot bygeloof opklimmende bewonderende eerbied, met welken men de Ouden voorheen beschouwde, gedoogde. In de beoefening hunner Schriften zal hy zich niet verbinden om staande te houden, dat elk in 't oog loopend gebrek zelfs eene fraaiheid is. Hy zal niet onbegrensd weezen in zyne lofspraake; maar de bewondering, welke hy, naa eene redelyke aftrekking, overhoudt, zal zo veel meer voldoen, als dezelve oordeelkundiger is; en zal het voordeel, 't welk hy zelve trekt van het gebruik eens onafhanglyken oordeels over de modellen, welke hy naavolgt, veel grooter weezen, dan het geen kon ontstaan uit eene blinde schoon naauwe kennis aan die Schryvers. De onderscheidingen van styl worden thans veel beter verstaan door den verlichten Letterkundigen, dan ten tyde van de kindschheid der Oordeelkunde. Mannen van groote geleerdheid en uitsteekende bekwaamheden waren voortyds zeer gebrekkig in dit stuk, en, dit dervende, moesten zy zich dikwyls blootgesteld vinden aan gevaar van dwaaling in hunne verbeteringen. Markland merkt, in zyne Voorreden gevoegd voor zyne Uitgave der Sylva van statius, te regt op, de oordeelkundige verdiensten van den ouden gronovius waardeerende, dat de Latynsche Taal naauwkeurig te verstaan, en de Latynsche Dichters recht te begrypen, twee zeer wyd verschillende bekwaamheden zyn: tot de eerstgemelde deezer hoedanigheden hadt niemand grooter eisch dan gronovius; dan de laatstgenoemde werd misschien schaars, in eenen eenigzins uitmuntenden trap, bezeten door eenig Schoolgeleerde vóór den tyd van nic. heinsius, die, smaak en geleerdheid paarende en tot gidsen zyner Oordeelkunde gebruikende, den titel verdiend heeft van den ten leeven verwekker der Latynsche Poëeten. Het in zwang brengen van den geest der Wysbegeerte in Geschiedkundige naspeuringen, vereenigd met het voordeel van voortgezet onderzoek, heeft zeer veel toegebragt om onze kennis aan de Zeden der Ouden | |
[pagina 247]
| |
uit te breiden, en, in veele gevallen, nieuw licht bygezet aan de oude Schriften. Groote oplettenheid heeft men, in den laatsten tyd, besteed op keurigheden in het gebruik der geleerde Taalen, welke men voorheen over 't hoofd zag. Veele regels der Grieksche Taalkunde zyn vastgesteld met zulk eene zekerheid, en zodanig opgehelderd door den arbeid der hedendaagsche Oordeelkundigen, dat men zich, met rede, zou mogen verwonderen, hoe dezelve zo lang onopgemerkt gebleeven zyn, indien de ondervinding ons niet gestadig leerde, hoe veel bezwaarlyker het valle, eene enkele waarheid te ontdekken, dan, door het onderrigt van anderen, een ingewikkeld voorstel te verstaan. In een tak van Classicale Geleerdheid, de kennis van de voetmaat der oude Dichteren, is 'er geen mededinging tusschen de vroegere en de hedendaagsche Schoolen der Oordeelkunde. Het is te bejammeren, dat wy zelfs tegenwoordig geene Verhandeling over dit onderwerp hebben, die men als volkomen kan beschouwen; schoon 'er ongetwyfeld Geleerden bestaan, wier bekwaamheden zeer wel toereiken om dit gebrek aan te vullen. - Zonder eene naauwkeurige kennis van de voetmaat-kunst, is het onmogelyk, de Werken der oude Dichteren gelukkig te herstellen: want de Uitschryvers waren dikwyls onkundig in de gemaklykste voetmaaten, en zeldzaam bedreeven in de min gebruiklyke en moeilyker. In de Handschriften, derhalven, en in de eerste Uitgaven, ontmoet men gestadig schennissen van de wetten der voetmaat. Brunck heeft opgemerkt, dat de bepaalingen van de verzenmaat, in een hoogen trap, de oorzaak zyn van de bewaaring van eenige der keuriger onderscheidingen in de Attische uitspraake, welke veel meer verward worden by de Schryvers in ondicht, by welken geene zodanige bepaalingen plaats vinden. Het aanbelang van acht te geeven op voetmaat - regelen loopt om de gemelde en andere redenen in 't oog. Een hedendaagsch Uitgeever bezit, schoon hy een zwaarder taak te bewerken hebbe, egter eenige byzondere voordeelen boven zyne voorgangers. De beste Handschristen van de belangrykste Schryveren zyn thans over 't algemeen nagezien, en de berigten van de onderscheide Leezingen zyn in 't licht gegeeven. Eenige van de oude Woordenboekmaakers werden eerst uitge- | |
[pagina 248]
| |
geeven, en de meeste andere verscheenen, geduurende de laatstverstreeke Eeuwe, in 't licht. In den tegenwoordigen gevorderden staat der Geleerdheid, mag men ernstig wenschen, dat een nieuwe reeks van Uitgaven der Classike Schryveren, geschikt naar de vordering der tyden, te voorschyn kome. Veele deezer zyn reeds afgewerkt, en de overige zullen waarschynlyk allengskens voltooid worden. Niemand, egter, kan, zonder gevaar te loopen dat hy van voorbaarigheid beschuldigd worde, onderneemen, een Classik Schryver uit te geeven, dan die tyd, bekwaamheid en geleerdheid bezitte, genoegzaam tot het onderzoek en het bezigen van de voorhanden zynde middelen ter oordeelkundige opheldering, toepasselyk op het Werk, 't geen hy onder handen neemt. Den Text van eenen belangryken Schryver gelukkig daar te stellen en op te helderen, vordert bekwaam- en gelegenheden, die men zeldzaam ontmoet. Italie, het Land, waarin de Geleerdheid eerst begon te herleeven, heeft zints lang opgehouden een voorgangster te zyn in eenig vak van weetenschap. De Letterkunde van Spanje is nimmer zeer belangryk geweest buiten de grenzen van het eigen ryksgebied. Frankryk, schoon in een hoogen trap zich onderscheidende, in veelerlei gedaanten, als een geleerd Volk, heeft slegts eenige weinige Naamen op de lyst der Oordeelkundigen van den eersten rang. Men heeft ze voornaamlyk gevonden in Engeland, Duitschland en Holland; de Landen, waarin die tak van Letterkunde thans het meeste bloeit. Het laatstgemelde deezer Landen, Holland, schoon van zo kleinen omvang, was op zekeren tyd, in de laatste Eeuw, zo vrugtbaar in uitsteekende Taalgeleerden, byzonder wat de Grieksche Taal betreft, dat een zeer geleerd Engelsch Oordeelkundige Holland, in dit opzigt, met het overige van Europa gelyk stelde, of den voorrang gaf. Uit Duitschland zyn wy thans gewoon, onze meeste beste Uitgaven te ontvangen. Engeland verschaft eenige weinige lofwaardige uitzonderingen op deeze waarneeming. |
|