Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerslag van de invoering der koepokken in indieGa naar voetnoot(*).(Overgenomen uit The Monthly Magazine for Dec. 1803.)
Het eerste denkbeeld, verwekt door het bovenstaande opschrift, is dat van eene letterkundige byzonderheid, of nieuwstyding; eene nieuwe en belangryke ontdekking in Europa, voortgeplant en met spoed uitgebreid tot een ander half hemelrond, en bekend gemaakt door middel van de drukpers van een Gentoo- of Mahomethaanschen Drukker. Het was uit Asia, dat de Inenting der Kinderziekte na Europa overkwam; en Europa geeft deeze weldaad, met groote winst, terugge aan Asia. Zo bindt de voortgang van gemeenschap en weetenschap de Volken der Aarde zamen, met de zagte banden van wederzydsch voordeel - eene pooging tot verligting van menschlyke elenden. Het is aan de uitgebreide, gunstryke en menschlievende inzigten van een verlicht Wysgeer en Staatsman, | |
[pagina 70]
| |
dat de Wereld deeze gelukkige gebeurtenis dank moet weeten; eene gebeurtenis, welke, in heilzaame uitwerkzelen, niet overtroffen wordt, in de geheele geschiedenis der Geneeskunde, of in staatkundige instellingen en poogingen. Die Wysgeer en Staatsman is jonathan duncan, Schildknaap, Gouverneur van Bombay, met regt hooggeagt en geëerd van wegen zyne gelukkig geslaagde poogingen, om de belangen der Oost-Indische Compagnie, en van de Britsche Natie, te vestigen en uit te breiden, door dezelve te vereenigen met die der Asiatische Stammen en Volken, wier lot het geweest is om onder zyne heerschappy te geraaken. Aan deezen Heer is de Uitgave zeer eigenaartig opgedraagen door Dr. keir, den Verzamelaar van de stukken, daarover gewisseld, waaruit het Werk bestaat; naardemaal aan zyne menschlievende en volyverige tusschenkomst de Indische Wereld voornaamlyk de zegeningen verschuldigd is, welke alrede den voortgang van de Inenting met Koepokstoffe vergezellen, zo wel als de onberekenbaare voordeelen, welke in 't einde daaruit moeten voortsprttiten voor elk deel der Brittannische Heerschappye in Asia. De Gouverneur hadt vroeg een regtmaatig begrip van de aangelegenheid om de Koepokken in Indie over te brengen; en hy oordeelde, dat de beste wyze, om spoedig eene zo gewenschte zaak tot stand te brengen, zou weezen, om den Engelschen Afgezant te Constantinopole tot medewerker te krygen, en de Smetstoffe van tyd tot tyd te ontvangen voor Bombay, over Bagdad en Bussorah. In het kleine Boekdeeltje, waaruit wy dit Verslag ontleenen, vindt men eene groote verscheidenheid van verslaggeevingen, raakende dit onderwerp; en de inbrenging van de Koepokken in Indie steunt op de echtste bescheiden. Het oogmerk is, om de Heeren, in dienst van de Compagnie, in staat te stellen tot het verspreiden daarvan op verscheide plaatzen, waar zy op een afstand leeven van Geneeskundigen. 's Heeren duncans briefwisseling over dit onderwerp met Lord elgin, den Gezant te Constantinopole, nam in Maart 1801 eenen aanvang. Zyne Lordschap antwoordde den 31 July, met betuiging van zyne gereed- en wilvaardigheid, om, zo ras mogelyk, aan 's Gouverneurs wenschen te voldoen, en byzonder in het geval van de Koepokken. | |
[pagina 71]
| |
De bezwaarlykheid, om de Koepokstof over te brengen, hadt verscheide poogingen, door hem in 't werk gesteld, om ze dat voorjaar te Constantinopole te krygen, vrugtloos doen afloopen. Maar hy hadt beschikt, dat hy dezelve van Weenen zou ontvangen. Lord elgin schreef den 8 September 1801 weder aan den Gouverneur, sluitende een penneschagt met Koepokstoffe in een pakje met een Boek over dit onderwerp te Weenen uitgegeeven; teffens kennis geevende, dat hy de Inenting met Koepokstoffe te Constantinopole hadt ingevoerd; ten bewyze van de zagtheid deezer werking aanvoerende, dat hy zyn Kind daarmede hadt doen inenten op den 6 September, schoon den laatsten dag van Augustus gebooren. Naa verscheide mislukte poogingen, greep de Inenting met Koepokstoffe te Bagdad stand; van daar kwam dezelve te Bussorah over, en voorts te Bombay. Deeze zegen voor het menschdom scheen niet te water, maar over land, aangebragt te moeten worden uit Europa - van Woenen, over Constantinopole, na Bussorah; van waar dezelve, in den korten tyd van drie weeken, te Bombay kwam, en uit die plaats zich tot alle de deelen van Indie verspreidde. - Van den Heer milne, te Bussorah, ontvingen de Chirurgyns te Bombay voorraad van smetstoffe, die zorgvuldig allerwegen verspreid werd. Tusschen de twintig en dertig persoonen werden, te dier plaatze, ingeënt, door draaden met Koepokstoffe, op verffillende wyzen, door onderscheidene Chirurgyns: alleen één voorbeeld slegts van welslaagen deedt zich op. Anna dusthol, het Kind eener Dienstmaagd, toebehoorende aan Capitein hardie, werd door Doctor helenus scott, op den 14 Juny, met een volkomen gelukkigen uitslag, ingeënt. Deeze anna was omtrent drie jaaren oud, gezond van gestel, en hadt zeker nimmer de Kinderziekte gehad. Het was een goedaartig Kind, zeer bedaard en geduldig in het ondergaan der kunstbewerking; waaraan men den gelukkigen uitslag eenigermaate toeschreef. Op den 22 Juny, den agtsten dag der besmetting, werden vyf Kinderen ingeënt met de smetstoffe van dit Kind. Alle deezen kreegen de Pokjes op dezelfde wyze; en daar de verschynzels, welke zich by allen opdeeden, dezelfde waren, oordeelde elk Geneeskundige, die de uitbottingen waarnam, dat de kwaal, hierdoor veroorzaakt, de waare Koepokziekte was. | |
[pagina 72]
| |
De Geneesheeren te Bombay hadden het nu in hunne magt, om de weldaad deezer belangryke ontdekkinge aan elk deel van Indie, misschien aan China en de geheele Ooster-wereld, mede te deelen. Ook schynen zy, onder den werkzaamen en bemoedigenden invloed van den Gouverneur, den grooten bevorderaar en beschermheer deezer Inentinge, geene moeite gespaard te hebben, om een einde, zo wenschlyk, te bevorderen; waardoor een der heillooste kwaalen, die het menschdom beloopen, grootendeels verminderd, zo niet geheel en al uitgerooid kan worden. Dr. scott inzonderheid heeft zich onvermoeid betoond in het wyd en zyd verspreiden van dien zegen des Hemels. De yverige en onaflaatende poogingen van den Heer anderson, Hoofdarts op het Fort St. George, steeken desgelyks uit. De belangneeming in dit stuk, veroorzaakt door het invoeren der Koepokken te Bombay, was te Madras groot en algemeen. Dr. anderson betoonde zich onvermoeid, om, door middel van het Nieuwsblad te Madras uitgegeeven, alle de berigten, hem deswegen van Bombay gezonden, bekend te maaken. Gelyk deeze Inenting van Bombay na Madras kwam, zo nam die belangryke ontdekking van Madras eene noordlyke richting tot de Hoofdstad van Bengale. Men hadt geen reden om te vreezen, dat de voortplanting van deeze kundigheid, zo zeer tot verligting der menschlyke elenden strekkende, verwaarloosd zou worden door den Markgraaf van wellesley, - wellesley, altoos gereed en bereidvaardig, om de kunsten en weetenschappen, welke hy eert, bemint en bevordert, aan te moedigen. - De Gouverneur Generaal, op de Raadsvergadering in November 1802 gehouden, beval, naa eene toejuichende vermelding van de Persoonen, door wier vlyt en bekwaamheid de gelukkige toepassing der Koepokken van Dr. jenner te Bengale hadt stand gegreepen, dat 'er eene openbaare bekendmaaking van zou vervaardigd en gedaan worden in de Persische, Hindevysche, Bengelesche en Sanscritische taal. Deeze openbaare bekendmaaking moest inhouden, vooreerst, eene korte geschiedenis der ontdekking; waarin de groote en voor de Hindoos zeer belangryke omstandigheid, dat dit wonderbaar behoedmiddel oorspronglyk kwam van het lichaam eener Koe, wel zeer uit- | |
[pagina 73]
| |
druklyk moest vermeld worden, - ten anderen, eene verklaaring van de groote en gewigtige voordeelen, welke de Inenting met Koepokstoffe bezat boven de gewoone Inenting der Kinderziekte, - en eindelyk eene ernstige aanmaaning aan de Ingezetenen, om geen tyd te verzuimen in zich te bedienen van deeze onschatbaare weldaad, welke naauwlyks voor eenige, door het eene Volk aan het andere geschonken, behoefde te wyken. De eigenaartigheid, om met nadruk te vermelden het Dier, van 't welk dit behoedmiddel ontleend was, laat zich van ieder begrypen, die weet, met welk eene vooringenomenheid omtrent de Koe de Hindoos vervuld zyn; en wy gelooven, dat dit by de Persiaanen desgelyks plaats heeft. Om een meer byzonder verslag te hebben van de stappen, gedaan om de Inenting met Koepokken in Indie te vestigen, moeten wy overwyzen tot de stukken, door Dr. keir deswegen in 't licht gegeeven. - Genoeg is het, te berigten, dat de Inwoonders diens Lands, van allerlei staat en rang, zonder onderscheid van Godsdienstbelydenisse, het allergrootst vertrouwen in de behoedende uitwerking stellen. Noodig is het, hier by te voegen, dat men in Indie, even als in Europa, ondervindt het wonderbaar vermogen om den Mensch te beschutten tegen de Kinderziekte. Dr. keir, uit echte bescheiden, het invoeren der Koepokken in Indie vermeld hebbende, beschryft derzelver werking; en het is aan den Raad der Geneeskunde te Bombay gebleeken, welke verschynzelen zich in den loop deezer kunstbewerking opdoen, alsmede waardoor men in staat is om de waare van de valsche Koepokken te onderscheiden. De Verzameling, uit welke wy de gemelde narichten ontleenden, wordt beslooten met een Brief, den 23 Maart 1803 gedagtekend, van den Gouverneur van Bombay, welke den Heere duncan zeer tot eere strekt, in antwoord geschreeven op een Brief des Voorzitters te Bagdad, van den 7 November 1802. ‘Het verschaft,’ schryft hy, ‘een zeer troostryk nadenken, dat wy eindelyk in staat geweest zyn, door uwen bystand en dien van Lord elgin, de Inenting met Koepokken door Indie voort te planten, zo wel als om by proefondervinding te verzekeren, dat dezelve allerheilzaamst is, en tot een volkomen beschutmiddel dient | |
[pagina 74]
| |
tegen de Kinderziekte, waardoor het leeven van millioenen nog ongeboorenen kan, en in de daad zal behouden worden. En, indien onze invloed in Indie ooit den Inwoonderen ramp berokkend heeft, moet deeze ééne daad van gunstbetoon, van onze zyde, aangemerkt worden als geene geringe of onevenmaatige voldoening. Maar, hoe groot dit gunstbetoon ook mogt weezen, gaat het bykans zeker, dat de afkeer der Gentoos van de Europeesche gewoonten, en hun sterke wederzin tegen alles wat vreemd is, 't zelve zou versmaad hebben, ware het niet kragtdaadig aangepreezen door den verregaanden eerbied, welken zy toedraagen aan het heilig Dier, waarvan de stoffe ontleend wordt! Nimmer hadt men een spreekender bewys of voorbeeld van de wonderbaare wyze, waarop alle menschlyke voorvallen en uitkomsten in elkander geweeven zyn, als oorzaaken en uitkomsten in het algemeen en wonderlyk vermengd stelzel; hoe licht uit duisternis kan gebooren worden, kennis uit onkunde en bygeloof spruiten, en goed uit kwaad ontstaan. Even zo bevorderde het Bygeloof der Roomffe Kerke de Beeldhouw- en Schilderkunst!’ |
|