woorden der Spraakkunst, aan 't hoofd van dit Werkjen geplaatst.
‘Zal iemand,’ zegt wester, ‘van het geene hy leest of zingt voordeel trekken, dan moet hy het ook verstaan: en hier toe is noodzaaklyk, de betekenis der woorden te kennen, welke ons in die Geschriften voorkoomen.’ De kundige en arbeidzaame Man, door zyne taalkundige en andere Schriften by de Natie, en met naame ook by de Maatschappy, Tot Nut van 't Algemeen, met roem bekend, dit in aanmerking neemende, vervaardigde het bovenstaande Woordenboekjen, aan het welk de hoedanigheid van nuttige strekkinge niet mag ontzegd worden. Want hoe zeer ook op de lyst der Nederlandsche woorden eenigen voorkoomen, die als genoegzaam bekend mogen ondersteld worden, ontmoet men 'er egter een goed getal, de beteekenis van welke, voor het gros der Leezeren, niet zoo duidelyk is. Met verwondering zullen zommigen hier ontmoeten het vry aanzienlyk getal Basterdwoorden, die in onze Taal, om zoo te spreeken, het Burgerregt hebben verkreegen, doch van welke veelen of niet verstaan, of by wylen, by mangel daar van, zeer verkeerd, en wel eens belachelyk gebruikt worden.