Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerklaring der vyf eerste Hoofdstukken van Paulus tweeden Brief aan de Korinthers, door Paulus Bosveld, rustend Predikant te Dordrecht. Te Dordrecht, by P. van Braam, 1804. In gr. 8vo. 406 bl.Wel te vrede over het vertier der reeds gedrukte Uitlegkundige Werken van den Eerw bosveld, in 't byzonder ook van 't laatst uitgegeevene over de Brieven aan de Thessalonikers, laat de Uitgeever 'er nu weder deze Verklaaring op volgen. Waarom de Schryver, wiens goedvinden ten dezen aanzien is gebleeken, dit Boekdeel laat voorafgaan voor de Uitlegging van den eersten Brief aan diezelfde Gemeente, die ook geheel afgewerkt en gereed is, kan niet gemeld worden, omdat de nog ongelukkige Leeraar zich deswegens niet verstaanbaar heeft kunnen uitdrukken. Het zy daarmede zoo 't wil, men zal ook deze vrucht van 's Mans arbeidzaamheid, en verstandige beoefening der Apostolische Brieven, met genoegen ontvangen, al is 't ook, dat men zyne wyze van uitleggen niet overal kan byvallen. Dezelfde door ons te vooren gegeevene lofspraak over andere Uitlegkundige Werken van den verdienstelyken Schryver past ook op deze Verklaaring van het voornaamste en gewigtigste deel van den tweeden Brief van Paulus aan de Korinthers. Maar zy heeft ook, naar ons inzien, dezelfde gebreken, die wy by des Schryvers voorgaanden letterarbeid van soortgelyken aart | |
[pagina 576]
| |
opgemerkt haddenGa naar voetnoot(*). De voornaamste verdienste van zyne Schriftuitlegging is hierin gelegen, dat hy zich door geen gezag van anderen laat leiden, maar doorgaands, met sneedig oordeel, zyn eigen weg bewandelt. Dit doet hem dikwyls van de meest gewoone verklaaringen verre afwyken. Zie hier eenige staaltjens. Hoofdst. II:10. Opdat de Satan over ons geen voordeel kryge. Deze uitdrukking, geschikt naar 't Joodsche volksbegrip, zegt zoo veel, als of 'er stond: opdat hy niet tot wanhoop vervalle, en opdat die wanhoop ons niet beroove van eene ziele, welke voor Christus had kunnen behouden worden. III:18. Is de Geest des Heeren of Christus zelf, of de Geest der Wet, te vooren de Geest, en de heerlykheid des Heeren genoemd. V:15. Het oordeel van Paulus, dat, indien één voor allen gestorven is, die allen dan gestorven zyn, ziet niet op Christus, maar behelst een algemeenen stokregel. - In de volgende woorden: En Hy is voor allen gestorven: kan het woordjen voor niet beteekenen in de plaats en by vervanging, zoodat Christus dood aller dood was, en zy dus van den dood bevryd zyn; omdat dit door de ondervinding niet wordt bevestigd, en omdat 'er volgt, dat Christus ook voor ons opgewekt is. Men kan dan aan deze woorden geen anderen zin geeven, dan, dat Christus gestorven en opgewekt is, om daardoor auderen voordeel toe te brengen; en dat voordeel noemt Paulus zelf de verandering van leevenswyze, die zy moesten aanneemen. vs. 18. Hy heeft ons met zich zelven verzoend, dit ziet op Paulus en diens bekeering, in dezen zin: Hy heeft my, te vooren zyn vyand, tot zyn vriend gemaakt. - vs. 19. God was in Christus de wereld met zich zelven verzoenende, moet in onze taal dus overgebragt worden: God was bezig de wereld met zich zelven in Christus te verzoenen, dat is, God was nu bezig, alle menschen in Christus te leeren gelooven, hen zyne leer en leevenswys te doen aanneemen, en hen alzoo van zyne vyanden tot zyne vrienden te maaken. - Hun hunne zonden niet toerekenende, dat is, hen niet naar verdiensten behandelende. - Hy heeft 't woord der verzoening in ons, dat is wederom in | |
[pagina 577]
| |
my, gelegd. - Vs. 20. ziet ook bepaaldelyk op Paulus en den inhoud zyner predikinge, die hierop neêrkwam: Wy bidden, voor Christus, wordt met God verzoend; want dien, die geen zonde gekend heeft, enz. Paulus zal dan hier het woord zeggende, of en wy zeggen, door den haast en iever, waarmede hy dicteerde, overgeslagen hebbenGa naar voetnoot(*). - vs. 21. Dien, die geen zonde kende, heeft hy zonde voor ons gemaakt, dat is, God heeft Hem, schoon Hy anders geen zondaar was, als een zondaar behandeld, en dat wel voor ons, opdat wy daaruit dit voordeel zouden trekken, dat wy rechtvaardigen Gods zouden worden, dat is menschen, die heilig en rechtvaardig met God en voor God leeven, in Hem, dat is, of door Christus, of in zyne gemeenschap, in zyne Gemeente. Wy erinneren ons niet, of de voorige Uitlegkundige Werken van den Dordrechtschen Kerkleeraar met eene Kerkelyke Approbatie zyn in 't licht verscheenen. Voor dit Boek hebben wy 'er geene aangetroffen. De Schryver zegt ergens (bl. 402): ‘Ik onthoude my van verdere overweeging, omdat ik geen leerstukken schryve; maar zonder een eenig leerstuk te ontkennen, of te bevestigen, beweer ik alleen, dat Paulus hier leerde, dat’ enz. Deze aanmerking moge heethoofdige Leezers op hunne hoede doen zyn, om den welmeenenden Bybeluitlegger, uit hoofde van meer of min vreemde verklaaringen van gewoone bewysplaatzen, niet aanstonds te verketteren. |
|