huis des jongen mans, de Abdy van Grasville. Doch de oude heer was dood; had het geval in het klooster, vermeerderd en verbeterd, gehoord; men had hem 'er zelfs by verteld, dat beide zyne kinderen ook al om een luchtje waren; hy had dus de Abdy en alle zyne goederen vermaakt aan enen Neef, die het oude gebouw, dat zinds door Geesten geplaagd werd, onverwacht had verlaten. Toch wilde de Zoon eens in dat ledige gebouw; maar het brak hem lelyk op; hy keerde niet terug. De Weduwe verloste van tweelingen, een' Zoon en ene Dochter. Alle pogingen, om met haar' Vader te verzoenen, waren vruchtloos; gelukkig kreeg hare Schoonzuster ene erfenis, en deze verliet de wereld na enige jaren. By den dood der Moeder trokken Broeder en Zuster naar Engeland tot enen verren bloedverwant, waar het 't leven van vrolyke Fransje was. Het meisje koos 'er een' minnaar; de jongeling een meisje. Hy echter verslaafde zich aan het spel, en maakte zyn boeltje spoedig op; zo dat de edele Lord, op wiens Dochter hy het oog had, met het dochtertje op reis trok, op dat zy dien minnaar vergeten mogt. Toch volgde de jongeling spoedig dit gezelschap, daar de waarschynlyke moordenaar van zyn' Vader zyne Zuster ontvoeren wilde, waarom hy hem een kogel door het lyf schoot; en, zeer zonderling, onderweg raakt de herberg in brand; daar was juist zyn liefje, en hy redt haar het leven. Nu gaat het naar de Abdy, en juist op weg wist 'er een meisje niet waar heen; zo kreeg de Zuster ene Kamenier. Daar zag en hoorde men nu in de Abdy allerlei verschyningen, en dat hield zo maar aan; tot dat het raadsel zich oplost, en het blykt, dat de moordenaar zekeren Baron, (zonderling genoeg) om hier voor spook te spelen, gedwongen had; deze Baron was juist de Grootvader van des jongelings liefje. Gelukkig verdwaalde de minnaar van de Zuster almede hier in den omtrek, geraakt onder rovers, wordt aan den jongeling bekend, die hem uit den nood helpt door middel van een slaapdrankje, zo dat de rovers hem zeer aardig
ter aarde bestelden; waarop hy dan ook spoedig zyn compliment kwam afleggen op de Abdy. En daar nu de moordenaar gaat liggen sterven, eerst nog getrouwlyk biecht, en, om de gelieven de moeite en het getalm van een proces uit te winnen, den Broeder en de Zuster tot zyne universele erfgenamen benoemt, volgen 'er spoedig een paar huwlyken, en de Abdy van Grasville wordt niet langer door spoken, maar door zeer vergenoegde wezens bewoond.
Dit alles nu, ja zeer veel meer, even aardig en zonderling, kan men hier op 443 bladzyden lezen! en, in de daad, wy lazen het met innig genoegen, daar wy ons by de lezing ene waardige Vrouw, onze oude goede Baker, herinnerden, die