Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 534]
| |
Joannes de Doper. Een Leesboek voor den tegenwoordigen tyd. Door Jo. Herm. Krom, Predikant te Gouda. IIIde Stuk. Te Amsterdam, by J.W. Yntema en Comp. 1804. In gr. 8vo. 121 bl.'t Geen wy, tot lof der voorgaande Stukjens van dit voortresselyk Leesboek, gezegd hebben,Ga naar voetnoot(*) is ook op dit derde en laatste geheel toepasselyk. De Eerw. krom blyst zich zelven, in de uitvoering van zyne voorgenomene taak, ten vollen gelyk. Hier wordt nu johannes de dooper beschouwd in den Kerker, tot aan zynen dood, en de volgende, daartoe betrekkelyke, byzonderheden overwoogen. (1) Miskenning en versmaading van den dooper, Matth. XVII:12. Marc. IX:13. (2) Johannes voor den Vorst, en daarop in den Kerker, Matth. XIV:2 enz. Marc. VI:17 enz. Luc. III:19 enz. (3) Johannes voor Vriend en Vyand nog weldaadig, Luc. VII:18. Marc. VI:20. vergel. 16, en Matth. XIV:1,2. (4) Johannes de dooper twyf lt, Matth XI:2-6. (5) Jesus geeft getuigenis aan den dooper, Matth. XI:7 enz. Luc. VII:24 enz. (6) Des doopers dood, Matth. XIV:6 enz. [Dit is, in vergelyking van de overige Vertoogen, wat kort.] (7) Besluit. Dit bevat nog eenige treffende vermaaningen en aanspooringen, afgeleid uit het voornaam zedelyk oogpunt, waaruit de Goudasche Prediker de Euangelische verhaalen, omtrent johannes den dooper, wil beschouwd hebben. N. 4. heeft, in dit Stukjen, vooral onze aandacht tot zich getrokken. Hier gaat de Schryver af van de meest aangenomene gedachte, volgends welke in de vraag, die johannes de dooper aan jesus liet voorstellen, Zyt gy de geen, die komen zou; of verwachten wy eenen anderen? geene zwakheid van geloof of twyfeling van dien grooten man, maar alleen begeerte naar meerder opheldering, ten behoeve zyner ongeloovige leerlingen, te zien is. Wy moeten bekennen, dat het tegengesteld gevoelen van eenige weinige Uitleggers hier | |
[pagina 535]
| |
meesterlyk bepleit wordt; zoodat wy niet weeten, wat 'er al met grond op zou aan te merken vallen. Wy voegen 'er nu alleen den hartelyken wensch by, dat de kundige krom ons eerlang op meer dergelyke of andere proeven van zyne gegronde Bybelkennis, fyn vernuft en sneedig oordeel gelieve te onthaalen. |
|