Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSchamele Proeven van edele Pogingen. Te Leyden, by Haak en Comp. 1804. In gr. 8vo. 136 bl.Schamele Proeven! wat is dat nu weêr? - ô! Ja, wy gelooven de reden dezer vreemde aankondiging te raaden. Niets is zo moeilyk als een' naam of tytel aan een Boek te geeven, die hetzelve van duizende andere van dezelfde soort onderscheiden kan: het is dus, hoe vreemd het ook schynen moge, zo geheel onbegryplyk niet, waarom men dit Werkjen onder den tytel van Schamele Proeven van edele Pogingen het licht heeft doen zien. Wy zyn reeds zo zeer overlaaden van in alle deelen, zo in gedachten als uitvoering, elkander gelyke Dichtbundels, dat 'er geene keus tot eenigen, den aandacht opwekkenden, tytel meer overschiet. Men heeft die opwekking dus hier in het contrast gezogt; en daar de Leezers en Liefhebbers der Dichtkunst, van een Gezelschap Dichters, dat de vruchten van deszelfs dichterlyken arbeid door den druk besluit gemeen te maaken, ryke uitwerkselen van scherpzinnige vindingen verwagt, heeft men zeekerlyk gemeend hen met schamele Proeven van edele Pogingen aangenaam te zullen verrasschen. Maar, zou men toch weder aan den anderen kant kunnen denken, waarom toch den zeer grooten voorraad, zo wel van oude als laatere, ryke Proeven nog vermeerderd met deze schamele? Deze vraag wordt ons, terstond na het omslaan van den tytel, door de Dichters zelven beandwoord, | |
[pagina 476]
| |
met dezen of genen, die in 't voorbygaan zyn oog op den tytel dezer verzameling laut vallen, en omtrend dezelfde vraag mogt doen, te berichten, dat de Uitgeevers daardoor gelegenheid hopen te erlangen, om in 't vervolg zich van die gebreken te onthouden, welke(n) zy zouden gewaar worden, dat men 'er in gevonden had. De voornaame reden tot de uitgave dezer Gedichten enz. is dus om te verneemen, welke gebreken men 'er in vindt, ten einde dezelven in het vervolg te kunnen vermyden. Daar nu de edelheid der poogingen van een Boekbeoordeelaar altyd bestaat, of ten minsten moet bestaan, om de schoonheeden, in den arbeid der Schryveren, wier Werken hy ter beoordeeling ontfangt, ter aanmoediging, en de gebreken, die hy in dezelven ontdekt, ter vermyding voor het vervolg, aan te wyzen, zullen de Dichters en Schryvers dezer Proeven althands zeeker in de eerste plaats van denzelven de door hen verlangde aanwyzing verwachten. Maar, daar zy zelven deze Proeven als schamele opgeeven, blyft het ons nog duister, of zy begeeren te weeten, of het ons voorkome, dat zy aan dezen tytel voldoen, dat is, schamel genoeg zyn om denzelven met nadruk te kunnen draagen, en dus verlangen te verneemen, of 'er ook somtyds, tegen hunne meening, eenige ryke, of ten minsten middenmaatige, onder mogten voorkomen, ten einde dat gebrek aan schamelheid in het vervolg te verbeteren; of dat ze zich voorstellen, dat 'er mogelyk, in de dichtkundige gedachten en uitwerking, nog een rang van behoefte plaats hebbe, welke beneden de schamelheid geplaatst moet worden, en dus verlangen, dat men hun die plaatsen zal aanwyzen, welke tot dezen hoogst behoeftigen staat van geest en kunst betrokken kunnen worden, ten einde in het vervolg de schamelheid meer algemeen te kunnen bereiken. Zo de eerst aangevoerde gissing met hunne waare meening overcenkome, moeten wy hun andwoorden, dat deze Proeven, naar onze meening, over het geheel, niet schamel genoeg zyn, om, by uitzondering, dien naam te draagen; en hiermede meenen wy ook tevens aan de andere mogelyke bedoeling hunner verwachting beandwoord te hebben; immers, daar wy meenen dat ze te ryk zyn om in schamelheid aan derzelver tytel te voldoen, volgt daaruit ook van zelve, dat wy 'er geene in gevonden hebben, die men nog beneden den rang van schamele gedichten zou kunnen plaatzen. Evenwel, 'er zouden nog andere gronden kunnen zyn, waarop de Dichters deze hunne Proeven met dien, aan de voortbrengselen van het ryke dichterlyke vernuft, zo onwelvoegenden naam bestempeld konden hebben; en deze zyn, of te verre getrokkene nederigheid, of verborgen hoogmoed. | |
[pagina 477]
| |
De eerste dier gronden kunnen wy niet onderstellen by dezelven plaats gehad te hebben; alzo die met de uitgave regtstreeks zoude stryden; wyl zy, die zo nederig zyn om hunne vlytig bearbeide en zeer beschaafde Geestvruchten schamele Proeven te noemen, uit dat zelfde beginsel van te ver getrokkene nederigheid, de geheele uitgave wel gestaakt zouden hebben. En de Uitgeevers van verborgen hoogmoed te beschuldigen, even alsof zy, door het voorkomen van schamele Dichters, hunne Leezers wilden misleiden, en hen noodzaaken uit te roepen: nu! als dat waarlyk schamele Proeven zyn, hoe zullen de ryke 'er dan moeten uitzien! zy mede verre van ons; daar wy zo eene onedelmoedige handelwyze, en die al den arbeid der Nederlandsche Dichters, die hunne Werken juist niet als schamel hebben aangekondigd, zo zeer vernedert, niet met edele poogingen, waarvan dit schamele proeven heeten, kunnen overeenbrengen. Wy zyn dus indedaad verlegen met de waare meening des tytels, en weeten volstrekt niet, wat de Uitgeevers met denzelven bedoelen; even zo verlegen, als wy zouden zyn, byaldien ons gevraagd wierd, of onrype vruchten van fyne vruchtboomen den smaak kunnen streelen, en voor de gezondheid des lighaams onschadelyk zyn? - Dus, zo wy iets moeten andwoorden, kan het alleen zyn, dat wy de Uitgeevers raaden, in het vervolg, een' meer met den aart huns Werks overeenkomstigen Tytel uit te denken; of, zo ze in gemoede verzeekerd zyn, dat deze Proeven waarlyk schamel zyn, juist die schamelheid als derzelver hoofdgebrek aan te zien en in het vervolg te vermyden: want noch Goden noch menschen, noch zelfs (hyperbolicoos) de toonbanken der Boekverkoopers vergunnen de Dichters in hunne kunst (allegorice en metaphorice) schamel te zyn; ......mediocribus esse Poetis
Non Di, non homines, non concessere ColumnaeGa naar voetnoot(*):
want, zegt horatius met recht, Onthoud u van een spel, dat gy niet speelen kuntGa naar voetnoot(†);
en hy oordeelt, dat de vlyt zonder eene ryke dichtader niets vermagGa naar voetnoot(‡). Een dichtader moet dus ryk en niet schamel zyn, zal ze ten genoegen der Kunstkenneren vloeijen. Weg dan voordaan met de waare, maar ook tevens met de verdichte schamelheid! - en laat ons, na door het ongepaste uithangbord lang vóór dezen winkel opgehouden te zyn, eens | |
[pagina 478]
| |
met een viuchtig oog overzien, wat 'er ons van binnen wordt aangeboden. Wy ontmoeten dan in de eerste plaats een Prosa-stuk, 't welk wy als eene Proeve van Redeneerkunde of Rhetorica meenen te moeten aanmerken, als zynde een Historisch Tafereel van den dood van virginia, wier geval met heuren Vader en den Gemeensman appius claudius te zeer bekend is, om hier niet eerder uit hoofde van den Styl, waarin het verhaald wordt, dan met oogmerk om eene by de Geschiedschryvers schaarsch te vindene Anecdote voor te draagen, geplaatst te zyn. Aan dit stuk zoude, met betrekking tot eenen redeneerkundigen schryfstyl, de eigenschap van onnaauwkeurigheid zo wel als die van schamelheid of armoede van uitdrukking, kunnen toegekend worden, daar wy bereids op bladz. 2. het woord doel, in zeven op elkander volgende regels, driemaal, en het woordjen was, op bladz. 3, in elf volgende regelen, niet minder dan vyfmaalen herhaald vinden, enz. Voor deze soort van woorden tautologie zouden wy dus den Schryver van dit stuk voor het vervolg moeten waarschuuwen, als ook om zo veele Allegoriën, als hier in dit kleine stukjen op elkander gestapeld zyn, voordaan in zo een eng bestek niet meer te bezigen. De Slagers tafel bad ook beter Slachters-bank genoemd geweest. - Het hier op volgende Dichtstukjen, by het eindigen des Jaars, in eene Anacreontische versmaat zonder rym, is, naar onze gedachten, fraai. - Het Dichtstuk, de Brave, is een goed vers; doch het komt ons voor, dat het onderwerp, in minder dan 200 dichtregelen, veel beknopter en krachtiger behandeld had kunnen worden. - Het dertienmaal herhaald woordjen daar, in het vers, betyteld op de Vriendschap, zoude eenigzins naar schamelheid in woorden zweemen, indien het, dieper ingezien, niet eerder door den Dichter, doch naar onze meening verkeerdelyk, als een sieraad, by voorkeur, om den nadruk of emphasis te versterken, gebezigd scheen. - In het Prosa stukjen, Liefde voor het Vaderland geheeten, wordt ons by verzinning (of drukfeil) verhaald, dat Agamemnon naar de roemrugtige muren van Milene (Mycene) ylde; anders wordt ons in dit stukjen niets nieuws geleerd. - In een volgend Dichtstuk kyft leonidas ter loops een Couplet of vyf tegen xerxes; doch daar is 't mee over, en hy verdwynt. - Het vers, de Onbestendigheid, hadde, zonder op Neêrlands Zangberg gemist te worden, wel ongedrukt kunnen blyven; schoon by deszelfs aanvang het grootsch Heelal zeer naauwkeurig tot in de kleinste deelen
Met berg en bosch en dal,
En boom en plantgewas,
En 't groen verrukkend gras,
En 't huppelende vee,
En de ongemeten zee,
| |
[pagina 479]
| |
beschreeven, en in ongeveer 176 dergelyke regeltjes betoogd wordt, dat de ondeugd van den mensch de onbestendigheid der dingen, in het algemeen, ten gevolge gehad heeft: terwyl tusschen beiden de dwaaze sterveling in den Gierigaart bestraft en hem bericht wordt, dat de zon van zyn Fortuin blyft achter bosch en duin; en zy, die gaarne Koning zouden willen zyn, of wier diep bedorven smaak door een diamanten kroon en een konings troon getroffen wordt, en die, om hunne gouddoist te voldoen, geen gevaar by vreemdd'ling of barbaar ontzien, gewaarschuuwd worden, dat ze alle in den dood gelyk zullen zyn; waarna de Dichter zich by spraakwending tot het Vaderland keert, en hetzelve toeroept:
't Is onbestendigheid
Die u ten afgrond leidt.
Hier schynt de Dichter meer de onbestendigheid van denkwyze der Nederlanders, dan de onbestendigheid der dingen, als oorzaak der rampen van het Vaderland, te beschuldigen; wyl het ook aan de onbestendigheid der lotgevallen juist deszelfs grootheid te danken gehad heeft. Eindelyk leidt de versmaat en het rym, dat op het woord sterveling rechtsgeding vordert, dit vers, dat met de Schepping begonnen is, tot aan het jongste Gericht, waar de Dichter, als nu niet wel verder kunnende, zich genoodzaakt ziet, weder met het eerste denkbeeld van een Eden te eindigen, en dus op deze wyze zynen arbeid te vereeuwigen, door het einde wedet onmiddelyk aan den aanvang te verbinden. - Het vertaalingjen van de XLVII Ode van Anacreon, beginnende ϕιλω γεροντα τερπνον, heeft dat met alle vertaalingen van dergelyke stukjems gemeen, dat ze doorgaands, het geen men in 't oorspronglyke meest acht, naamentlyk de zoetvloeijendheid der Grleksche taal, moeten ontbeeren. - Het ideaal, dat ons het volgend Dichtstuk van ware Grootheid schetst, komt ons voor, door geen sterveling bereikbaar te zyn. - De Herdervertelling, Philetas en Melinde betyteld, levert eene proeve op, om lets, dat met weinig woorden gezegd zou kunnen worden, met een langen omhaal van veele sierlyke woorden te verhaalen. - Emilia, een rymloos stukjen, geeft een nuttige les tegen het valsche sentimenteele. - Albert en Agnes is eene goede, doch, onzes bedunkens, al te lang uitgerekte Romance. - Onder de overige, in den gewoonen middenmaatigen styl opgestelde, stukjens, komt nog voor een stuk van 15 Coupletten over de Onsterflykheid, waarin veel goeds, maar ook veel gebrekigs gevonden wordt. Doch de plaats ons niet toelaatende hierover verder uit te weiden, moeten wy onze beoordeeling dezer schamele Proeven hiermede besluiten. |
|