Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandelingen, uitgegeeven door Teylers Tweede Genootschap. XIde Stuk; bevattende drie Antwoorden, op de Vraag, betreffende de Penningkunde. Te Haarlem, by J.J. Beets. In 4to. 287 blz.Een verzuim te ontdekken, en 't zelve, zo ras mogelyk, te verbeteren, is alles, wat, by de bekentenis, kan gevorderd worden, en doet althans meer af, dan het bybrengen van veelvuldige verschooningen. By de uitgave des XIIden Stuks, ten deezen Jaare, ontdekten wy onze nalaatigheid der Berigtgeevinge van het | |
[pagina 455]
| |
Stuk, 't welk wy thans voor ons hebben. Een kort berigt des Inhouds zyn wy onzen Leezeren verschuldigd. De Vraag zelve luidt: Welke zyn de redenen, waarom de meeste Volken de Metaalen, en wel inzonderheid Goud en Zilver, hebben verkooren tot representative Tekenen van Waarde of Rykdom? Welke zyn de voordeelen van dit zo algemeen aangenomen middel van circulatie; en welke nadeelen zyn daaraan verknogt? En zyn 'er geene andere zaaken uit te denken, welke, in plaatze derzelven, op den duur, met vrugt, en ten gemeenen nutte, zouden kunnen dienen? Drie Beantwoordingen maaken dit Deel uit. De eerste, met den Gouden Eerpenning bekroond, is van den Gottingschen Hoogleeraar g. sartorius, ook in het oorspronglyk Hoogduitsch agter aan gedrukt. De onderscheide afdeelingen der Vraage dienen hem ten leiddraad, en worden zeer geleidelyk afgehandeld. Met genoegen gaat men met hem, in de eerste, naa, hoe men allengskens tot het gebruik der edele Metaalen, ten verbeeldenden teken van waarde of rykdom, gekomen is. - Welke gebreken 'er aan verknogt zyn, en in hoe verre dezelve door de voordeelen worden opgewoogen, ziet men in juiste vergelyking gebragt. - Volkomener middel op te speuren, is des Hoogleeraars taak in de derde Afdeeling; doch Kooper, Yzer en Papier hier onderzogt en onvoldoende bevonden hebbende, geeft zulks den Hoogleeraar aanleiding, om te onderzoeken, hoe de gebreken van het baare Geld zouden kunnen verholpen worden. Hiertoe geeft hy aan de hand, de invoering van Papier, nevens het baare Geld, mits hetzelve binnen behoorlyke grenzen blyve, deszelfs waarde onveranderlyk zy, door eene voor handen zynde kas, om hetzelve, ten allen tyde, tegen baar Geld te verwisselen, en daar van niet meer in omloop kome, dan den Lande noodig zy. Eenige Banken worden hier ten voorbeelde aangevoerd; de van ouds zo beroemde Wisselbank van Amsterdam wordt ongedagt gelaaten, 't geen onze opmerking trok; de Schryver kan des niet onkundig geweest, doch zal voor dit agterlaaten zyne redenen gehad hebben. Doch, met al de volkomenheid van dit Papieren-Geld, bekent de Schryver tevens, dat het geen beteren maatstaf van de waarde der dingen oplevert, dan het baare Geld; en beweert dus, dat hetzelve niet hooger dan als een nuttig bykomend middel beschouwd kan worden. Auro quid melius? is de Spreuk des Hongaarschen Edel- | |
[pagina 456]
| |
mans en Hoogleeraar der Statistiek en Politiek by het Illustre Collegie der Hervormden te Clausenburg in Zevenbergen, enz. - sigismundus pap de szathmar. Hy komt, naa desgelyks zyne Verhandeling naar 't geleide der Vraage te hebben ingericht, tot het besluit, dat 'er in de daad niet wel iets is uit te vinden, het welk Goud en Zilver als de vertoonende waarde in den Handel zou kunnen vervangen. De weg, langs welken hy den Leezer tot dit besluit brengt, is aangenaam afgebakend. De Schryver, Lid der Physische en Mineralogische Societeit te Jena, geeft, in het eerste Lid, eene vry uitvoerige wysgeerige en geschiedkundige schets van den aart der Metaalen, derzelver gebruik in de oudheid, de voorkeuze aan Goud en Zilver boven Yzer en Kooper gegeeven, en de genoegzaamheid der twee eerstgemelden om te voldoen aan de zes door hem noodig gekeurde en hier beredeneerde vereischten, die men ten allen tyde gevorderd heeft, en nog heden ten dage moet vorderen, tot een verbeeldend teken van waarde en rykdom. Zo onderhoudend als leezenswaardig vonden wy de berigten, hier in grooten overvloed medegedeeld, wegens het gebruik van het Goud, 't welk, by een zeer groot aantal van de Volken der Oudheid, tot een trap van bykans ongeloofbaare weelde en kwistigheid plaats vondt. Naa eene uitweiding, die kort is, over de beschaaving der Menschen, van den Natuurstaat tot het Herdersleeven, en van 't zelve tot den Landbouw, en den overgang tot de meer opeengehoopte Stedelyke zamenwooning, met welke overgangen de Handel, eerst onbekend, daarnaa door ruiling gewyzigd, vervolgens met ruw Goud, Zilver en Kooper gedreeven, en eindelyk door gemunt Goud en Zilver volmaakt werd, ontvouwt de Schryver de gemakken en gerieflykheden deezer gevestigde tekenen van waarde, gepaard met aanmerkingen over het waardeeren en weegen van Goud en Zilver, zo als 't zelve tot op het invoeren der munte plaats hadt. De Hoogleeraar szathmar verzwygt niet de ongerieflykheden, aan het gebruik der edele Metaalen vast. Doch, naa de drie Ryken der Natuur, voor zo verre die oudtyds tot Geld of Geldswaarde strekten, of nog verstrekken, met staaving van geschiedkundige getuigenissen, doorloopen te hebben, komt hy tot het bevestigend besluit: Auro quid melius? | |
[pagina 457]
| |
Uit de zeer korte opgave der verwerkte stoffe valt ligt op te maaken, dat deeze Verhandeling, uit het Latyn vertaald, vry breedvoerig is; dan, ondanks die breedspraakigheid, zal de verscheidenheid en niet onbevallige behandeling den Leezer leeren en verlustigen. Welverdiend is de Zilveren Eeremunt, den Schryver toegekend. Directeuren en Leden van teylers Stichting hebben ook deeze Eeremunt toegekend aan de in 't Fransch geschreevene Verhandeling van den Ridder de guer, doch goedgevonden (om welke redenen vinden wy niet vermeld) alleen in 't Hollandsch vertaald uit te geeven dat gedeelte, 't welk tot beantwoording strekt van het laatste Lid der Vraage, wegens een nieuw middel, in plaats van de Metaalen in omloop te brengen. Rechtstreeks ontkennend is 's Ridders antwoord. Te regt beweert hy, de mogelykheid eens toegestemd zynde, de onoverkomelyke zwaarigheid van het ontmunten der Gouden en Zilveren Specien. Dan desniettegenstaande erkent hy het voorhanden zyn van andere middelen, niet in het Metaalen-Geld, maar in het Crediet van den Koophandel, afgescheiden van het Staats-crediet. 't Geen hy deswegen bybrengt en beredeneert, verdient de ernstigste overweeging; en, schoon in eenige opzigten zamenstemmende met min uitgewerkte aanduidingen, des betreffende, zyner Mededingeren, zal men der uitvoerigheid, aan dit gedeelte gegeeven, zich by het leezen niet beklaagen. Hy pryst de vorming van soortgelyke Banken, als die van Londen, aan, doch zwygt mede van de Wisselbank te Amsterdam, hoe zeer dezelve, rechtmaatig bestuurd, boven alle andere inrichtingen van dien aart de voorkeuze verdient. Hoe zeer wy ons bepaalden om niets meer dan eene aanduiding deezer Verhandelingen te geeven, kunnen wy niet nalaaten, uit deeze laatste stukswys gegeevene, een klein gedeelte af te schryven. Opgemerkt hebbende, hoe 't, uit het door hem aangevoerde, in 't oog valt, dat Wisselbrieven en Banknooten, onder alle Papieren van Crediet, de eenige zyn, die men kan aanmerken als geschikte middelen van omloop, voegt hy 'er nevens, dat deeze beiden in miscrediet kunnen komen, terwyl Goud- en Zilver-stukken daarvoor nimmer te vreezen hebben, en vervolgt: ‘Om beter te beoordeelen, of dit verschil tusschen de Metaalen-tekenen van waarde en die van Papier zoo weezenlyk zy, als | |
[pagina 458]
| |
ik het voordraage, zoo veronderstelt voor een oogenblik, dat ten tyde der crisis, waarin de Londensche bank zich in Sprokkelmaand van het jaar 1797 bevondt, de Franschen geslaagd waren in de Landing, waarmede zy Engeland be reigden; dat de ontscheeping daadlyk had plaats gehad, en dat zy nog niet eens eene beslissende overwinning, maar slechts voordeelen genoeg behaald hadden om de Hoofdstad op eenige mylen te naderen; en denkt dan na, hoe zeer de Banknooten, die in alle andere tyden van zoo groote nuttigheid zyn, de gevaaren van dat tydstip zouden vergroot hebben. Derzelver omloop, welke niet gegrond is, dan op het vertrouwen, dat door eene dergelyke crisis noodwendig vernietigd wordt, zou zelfs op staande voet hebben opgehoudenGa naar voetnoot(*); de portefeuille van den Exchequer, die het meest belangryk fonds van den koninglyken schat uitmaakt, zou zonder waarde gebleeven zyn; het Gouvernement zou zich ontbloot gezien hebben van alle geldlyke hulpmiddelen, op het oogenblik, waarin het had noodig gehad zyne krachten en dus by gevolg ook zyne uitgaven te verdubbelen; zelfs zou 'er geen de minste onderstand zyn te hoopen geweest, noch van de meestgegoede en bestgestelde particulieren, noch van de opbrengst der belastingen, daar de kassen der kapitalisten, en de beurzen der geenen, die in die belastingen draagen, even als de publieke schatkist, zich door den verminderden prys van het papier uitgeput moesten vinden. Deeze geheele ontblooting van Geldmiddelen, welke de Staat in dit oogenblik van crisis zou ondervonden hebben, hoe geducht ze ook schynen mogt, zou nog niet eens het meest verderflyk gevolg van de daaling der Banknooten geweest zyn. Stelt u alle de inwoonders van Londen voor, als gebracht tot wanhoop door het plotslyk verlies van al dat numerair, dat zy hadden; ziet hen zich in aller yl naar de Bank begeeven, 'er met geweld indringen, en de kassen openbreeken, om 'er | |
[pagina 459]
| |
vruchteloos het Goud te zoeken, dat 'er niet was; en stelt u daarby voor, het Gonvernement, verplicht om het Volk der Hoofdstad te bestryden, terwyl het reeds genoeg te doen hadt met den vyand af te keeren. Ziet dezelfde ongerustheid, denzelfden angst, dezelfde wanhoop door geheel Engeland heerschen, terwyl iedereen door zyn eigen byzonderen rampspoed het gevaar van den Staat uit het oog verliest, terwyl de getrouwste onderdaan, de meest aan de onafhangelykheid van zyn land gehechte Engelschman van alle geldmiddelen beroofd en onvermogend is om zyn Vaderland te dienen in het oogenblik, waarin het zyne diensten het meest zou noodig hebben. Ziet, eindelyk, den Staat geheel buiten de mogelykheid om langer te rekenen op belanglooze verdeedigers en zonder gelden om den bezoldigden verdeediger te betaalen. Ziet, van den anderen kant, de Metaalen Munten alle hunne waarde behouden, of veeleer in prys en waarde verdubbelen te midden van deeze geduchte omkeering van zaaken, en nog aan de Natie het eenige hulpmiddel, het anker van behoud aanbieden, het welk de schipbreuk en het vergaan van het Schip van Staat nog zou hebben kunnen voorkomen, of ten minsten vertraagen. Ik heb niets overdreeven; de rampen, die ik schetze, zouden onvermydelyk zyn in een Ryk, gelyk dat van Engeland is, alwaar het papier het voornaame middel van circulatie is, byaldien de inval van een magtig vyand nog de gevaaren vermenigvuldigde boven die, welke daardoor reeds van zelve zouden gebooren worden; te weeten, boven die alle, welke uit de plotselingsche daaling der Banknooten noodzaaklyk ontstaan moesten. - Het tafereel, 't welk ik 'er van ophange, moet derhalven genoeg zyn om te bewyzen, dat de volkomenste Papieren van Crediet nog weezenlyk verschillen van de Geldmunten, en om aan te toonen, hoe veel onvoorzigtigheid 'er in steeken zou, om te dulden, dat de meestgevestigde Banken de Banknooten vermenigvuldigden boven de evenredigheid, welke 'er tusschen dit Papier en de Geldmunten altyd behoort te blyven.’ Onder de Mededingers met deeze Buitenlanders na den Eerprys, op de gemelde Vraage gesteld, heeft zich vry zeker bevonden onze verdienstlyke Landgenoot, die | |
[pagina 460]
| |
meermaalen het Eeregoud of Zilver streek, doch wien thans geen van beiden werd toegeweezen: dan wy derven zyne Verhandeling niet. De Eerw. w. de vos deedt dezelve het licht zien in het Vaderlandsch Magazyn van Weetenschap, Kunst en Smaak, te Amst. by G. Warnars, 1800, bl. 481 &c. Wy lazen dezelve met veel genoegen, met veel goedkeurings. Het is hier de plaats niet om vergelykingen te maaken; maar wy kunnen, te deezer gelegenheid, niet nalaaten, deeze Verhandeling ter leezinge aan te pryzen. |
|