| |
Verhandeling over de doorgaande Herfst ziekten der laagere Landen, door Jéan Baptiste Peeters, Med. Doct. te Alkmaar. Te Alkmaar, by H. Coster, 1804. In gr. 8vo. 117 bl.
De Schryver zoude het (volgens zyn Voorbericht) overtollig geacht hebben, om dit onderwerp, - de juiste kennis van den aart en de geneezing der doorgaande Ziekten, - het geen reeds door van den bosch, pringle, de man enz. zoo uitvoerig verhandeld is, op nieuw ter toetse te brengen, indien hem niet gebleeken was, dat alle die poogingen tot nog toe mislukt waren. Door een meer en meer toeneemend gevoel van zoodanige teleurstelling, gepaard met de
| |
| |
treurige ondervinding van de kwaade gevolgen daarvan, is hy alzo te raade geworden, door deze Verhandeling, het zyne ter redding van zyne natuurgenooten by te draagen; waarmede zyn oogmerk echter meer geweest is, aan geheel onkundigen bekende wegen aan te wyzen, dan wel nieuwe en geheel onbekende op te spooren: ten welken einde hy dus noodig geoordeeld heeft, het volgende breedvoerig en zoo veel mogelyk bewyzent voor te draagen. - ‘In de eerste plaats (zegt hy) zullen myne betoogen zig gronden op het gevoelen, dat het vaste gestel, zo niet in allen, ten minsten in verre de meeste gevallen den hoofd-rol speelt. - Ten tweeden wat men volgends het gevoelen van den doorzigtigen cullen, in den eigenlyken zin door Koorts te verstaan hebben (hebbe). - Ten derden zal ik poogen aan te toonen, dat in deeze Herfst-Koortzen, eene opgehoopte of bedorven gal niet als eene oorzaak, maar slechts als een gevolg van dien aan te merken zy. - Ten vierden zal ik derzelver oorzaaken aanwyzen, hierop de geneeswyze toepassen, en de behoedmiddelen aan den dag leggen.’
Eene dergelyke pooging, die men, volgens het hoofdzaakelyke dezer aankondiginge, zoude veronderstellen, dat voornaamelyk ingericht was, om de opgehelderde en behoorlyk gewyzigde denkbeelden der zoogenoemde Zenuw-Pathalogen, en de daaruit voortvloeiende gevolgtrekkingen omtrent de kennis en behandeling der Ziekten, algemeener bekend te doen worden, kunnen wy niet anders dan allerheilzaamst achten. - Wy willen ons trouwens niet gerangschikt hebben onder die Artzen, welke, volgens hunne overdreevene Theoretische grondbeginselen, in die Ziekten, welken zy asthenische noemen, het gebruik van de ontlastende middelen geheel en al willen verworpen hebben; wy houden ons integendeel verzekerd, en zyn door eene veeljaarige ondervinding volkomen overtuigd, dat byzonder de Braak- en Purgeermiddelen, met beleid en naar omstandigheden gebezigd, veelmaalen, en vooral in kortstondige Ziekten, al ware het ook in eenen betrekkelyken zin, van zeer veel dienst kunnen zyn, om, zo al niet de grondoorzaak of het weezenlyke der Ziekte weg te neemen, ten minsten een aantal hinderpaalen uit den weg te ruimen, die, het zy als toevallige omstandigheden, of als voortbrengsels of nadere ontwikkelingen der oorspronklyke Ziekte, de werk- | |
| |
lyke geneezing niet zelden beletten of vertraagen. Desniettemin maaken wy, aan de andere zyde, geene zwaarigheid, te erkennen, dat zulks evenwel niet altoos het geval is, en dat geen gering gedeelte onzer Geneeskundigen, zelfs niet alleen ten platten lande, nog te zeer verslaafd aan eene Theorie, op de gronden van eene ruuwe humoral-Pathalogie gebouwd, niet zelden een aanmerklyk misbruik maakt van de ontlastende middelen, door welke men, zeer ten onrechte, beoogt, de ingebeelde bedorvene stoffen, en byzonder de zoogenoemde en niet bestaande Koortsstoffe, uit het ligchaam te dryven; terwyl, intusschen, het weezenlyke der Ziekte uit het oog verlooren wordende, de dood meer en meer verhaast wordt.
Het ware dus indedaad een woord op zyn pas gesproken, om, op de gronden van eenen schäffer, hufeland, reil, horn, hecker, domling en zoo veele anderen, daaromtrent meerder licht te verspreiden, en den hier zoo zeer te pas komenden middenweg te leeren kennen; en zulks niet alleen ten aanzien der Braak- en Purgeer - middelen, maar ook van andere ontlastende en verzwakkende middelen, en zelfs ten opzichte van het onderscheid tusschen versterkende en prikkelende middelen enz.
Tot ons leedweezen, echter, moeten wy zeggen, dat de Heer peeters, hoe goed ook zyne meening zy, niet berekend schynt om iets dergelyks ter uitvoer te brengen. De wyze van voordragt in dit Werkje is reeds op zich zelve derwyze gebrekkig en onvoldoende, en hetzelve is zoo zeer ontbloot van eene welgeordende en regelmaatige ontwikkeling der bedoelde denkbeelden, dat, indien de weezenlyke Inhoud al eens voldoende konde geacht worden, men 'er zich nogthans weinig nut van zou kunnen belooven. - De benaaming der Verhandelinge levert reeds een blyk op van onnaauwkeurigheid. Onder de doorgaande Herfstziekten, immers, (waarvan op den titel gesproken wordt) worden niet alleen die ziekelykheden verstaan, die wy, uit hoofde van derzelver gedaante, Koortzen noemen, maar ook het Bort, de Loop, de Persloop enz.; en daar nu de Heer peeters alleen van de Koortzen spreekt, is het Werkje alleen eene Verhandeling over de Herfst-Koortzen. - Desgelyks heeft de Schryver, by de door ons uit het Voorbericht medegedeelde opgave van den
| |
| |
Inhoud der Verhandelinge, een geheel Hoofddeel overgeslaagen. Het Werkje bestaat eigenlyk uit vyf Hoofddeelen, waarvan het vierde, volgens deszelfs opschrist, handelt Over den aart en gedaante der Herfst - Koortzen. - Die zelfde geest van wanorde en verwarring heerscht door het geheele Stukje; zoo dat men op veele plaatsen in een maalstroom geraakt, waaruit zich de meerkundige met moeite kan redden; het welk zich zelfs uitstrekt tot de menigvuldige aanhaalingen van Autheuren, zommige van welke de Deelen en Bladzyden verkeerd opgegeeven, andere wederom in eenen zin, geheel van het oorspronklyke verschillende, voorgedraagen worden: zoo laat onze Schryver, b.v., op bladz. 26, den Heer hoolwerf zeggen: ‘De vooroordeelen in het behandelen dezer ziekten zyn zeer groot! men is zeer angstvallig en verschrikt als 'er gesprooken word van den Quinquina;’ terwyl, intusschen, deeze (het welk hier nog al opmerking verdient) zich aldus heeft uitgedrukt: ‘Men is zeer angstvallig, als men spreekt van Emetica en Purgantia, en vooral van het gebruik der Kina.’ - Niet beter is het ook gesteld met den weezenlyken inhoud dezer Verhandelinge, waaromtrent het ons volstrekt ondoenlyk is, een behoorlyk verslag te geeven, althans van de eigene denkbeelden des Schryvers, uit hoofde dat, en wy zeggen niet te veel, gewis vyftien zestiende van het geen men hier leest, niets anders is, dan eene verzameling van stukken en brokken uit aldaar genoemde en ook uit ongenoemde Schryvers. Wy zullen dus alleen aanmerken, dat de Heer peeters by deze gelegenheid de duidelykste blyken geeft, dat hy zelf omtrent de thans bekende zaaken in de Geneeskunde een aantal jaaren ten agteren is. Men behoeft slechts het eerste Hoofdstuk in te zien, om zich daarvan te overtuigen. In hetzelve wordt voorzeker het belangrykste en moeijelykste twistgeding
onder de Geneeskundigen verhandeld; de invloed, naamelyk, welken de vaste deelen op alle ligchaamlyke verrichtingen hebben; en de Schryver zegt zelve, dat zich zyne betoogen op dit gevoelen gronden. Intusschen beslaat hetzelve naauwelyks drie bladzydjens, (en dit voor onkundigen!) en de wapenen, die de Schryver gebruikt, om dit gevoelen te verdeedigen, zyn - de Ziektekunde van gaubius! Zoo behelst het tweede
| |
| |
Hoofdstuk, Over de Koorts en derzelver oorzaaken, niets anders dan eene vertaaling van de eerste § § der first lines van cullen, zonder dat evenwel deze Schryver in dit geheele Hoofdstuk genoemd wordt, wiens Schriften toch buitendien ook niet zeer geschikt schynen om den minkundigen de duidelykste denkbeelden van het een en ander te geeven; byzonder daar wy, zedert cullen, met zoo veele fraaije uitgewerkte Leerboeken over de denkbeelden van Koorts voorzien zyn. Dus is het ook gelegen met de overige Hoofddeelen, waarin by aanhoudenheid opgewarmde kost van boerhave, van swieten, tissot en pringle opgedischt wordt, en 't welk men ongetwyfeld by die Antheuren zelven in eenen vry beteren zamenhang en met veel meer nut zal naleezen. Daarenboven krielt dit boekdeeltje van taal en spel-fouten: men leest hier hyppocrates en Hyppocratise leere, exugene, Lympatise vatjes, boerhaav, ook boerhaaf, de Amsterdamsche Geneesheer michael enz.; ook neemt Dr. peeters de vryheid (bl. 20) zich te bedienen van de onkiesche zegswyze van pispraatjes; en dat wel zonder eens te zeggen: met verlof! - Kortom, wy kunnen geene de minste hoope voeden, dat deze Verhandeling het doel zal kunnen bereiken, 't welk van den bosch, pringle en andere door den Schryver genoemde Mannen gemist hebben. |
|