Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKerkelyke Redenvoeringen van J. van den Berg en R.G. Zuiderbaan, Leeraaren der Doopsgezinde Gemeente te Blokzyl. Te Amsterdam, by W. Brave, 1803. In gr. 8vo. 75 bl.De eerste van deze twee Leerredenen is eene Lykrede, door den Leeraar van den berg, op zynen onlangs overledenen Ambtgenoot, den Eerw. zuiderbaan, gehouden. Hy heeft 'er die van den laatstgenoemden, niet lang geledenGa naar voetnoot(*) uitgesproken, by gelegenheid der Godsdienstige viering van de vereeniging der tot dus verre te Blokzyl nog afzonderlyk bestaan hebbende twee Gemeenten van Doopsgezinden, bygevoegd, omdat hy geloofde, ook daarmede by zyne Gemeente, en by de Vrienden des overledenen, dank te zullen behaalen, en om zoo veel te beter aan elk vereerer dezes waardigen mans een blyvend gedenkstuk van zynen eigenen arbeid in handen te geeven. De stof der Lykrede is genomen uit Ps. CXII:6. De rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenisse zyn; over welke woorden, en de daarin vervatte stelling, eerst korte aanmerkingen voorasgaan; daarop volgt eene beknopte leevens- en karacter-schets van den overledenen, op wien dezelven regt toepasselyk zyn; welk alles wordt besloten met korte, naar de omstandigheden van den tyd geschikte, aanspraaken. De leevensberichten en korte schets van het karacter des vereeuwigden, die hier als Mensch, | |
[pagina 103]
| |
als Christen, als Kerkelyk Redenaar en als Euangelisch Onderwyzer wordt beschreeven, hebben ons achting voor de nagedachtenis van zuiderbaan doen opvatten, en ook voor zynen Ambtgenoot en Vriend van den berg, die hem zoo eene eerevolle gedachtenis gesticht heeft. De Kerkelyke Redevoering van zuiderbaan heeft de woorden van Paulus, Col. III:14, 15: En boven dit alles doet aan de liefde, welke is de band der volmaaktheid. En de vreede Gods heersche in uwe harten, tot welken gy ook geroepen zyt in één lichaam - ten onderwerpe. Naar aanleiding derzelven worden eerst de hoedanigheden der broederlyke liefde duidelyk beschreven, daarna onze roeping en verplichting tot dezelve overtuigend aangetoond, en eindelyk haare nuttigheden en voordeelen bevallig afgeschaduwd. De toepasselyke aanspraaken, die 'er op volgen, ademen regt Christelyke gevoelens, en strekken ten bewyze, dat 's Mans Ambtgenoot hem geen onverdienden lof toegezwaaid heeft. |
|