Commercium Epistolicum designati Theologiae Doctoris cum Ordine Theologico Duisburgensi, &c. &c. Edidit ac praefatus est Petrus Joannes van Lelyveld, J.U.D. &c. Traj. ad Rhen. apud H. van Otterloo, 1803. In 8vo. f.m. 118 pp.
Mr. p.j. van lelyveld, voormaals Raad en Praesident Schepen, en Ouderling der Gereformeerde Gemeente te Haarlem, in 1795 naar Emmerik uitgeweeken, verlangde, daar nog woonachtig zynde, (in 1802) te Duisburg, zonder voorafgaande examina, met het overzenden van eene inaugurele Dissertatie, tot Doctor in de Theologie verheven te worden, en schreef daarover eerst aan den Duisburgschen Professor möller, die hem hierop niet ongunstig antwoordde, gelyk hy vervolgends, nadat deze met zyne Ambtgenooten grimm en krummacher had geraadpleegd, ook van de geheele Theologische Faculteit zoodanige aanschryving ontving, die hem alle hoop gaf van zynen wensch vervuld te zullen krygen, op soortgelyken voet, als dat wel eens aan anderen, en nog onlangs aan den naar Londen vertrokken Pred. paal, was vergund. Maar 't overgezonden Specimen inaugurale, over Genes. XLIX:18, behaagde aan de Duisburgsche Godgeleerden niet. Ook schynen zy sedert min gunstige berichten omtrent Mr. van lelyveld ontvangen te hebben, wien zy nu aanzagen voor een beminnaar en voorstander van afgezonderde gezelschappen over 't Godsdienstige, of zoogenaamde Oefeningen, die welligt den Gradus Doctoralis zou misbruiken, om zich, in zulke, in Duitschland ongeöorloofde byëenkomsten, des te meer gezag aan te maatigen. Dit, en mogelyk nog meer andere nadeelige geruchten deeden hen aarzelen, in het volledig toestaan van 't gevraagde. Zy vorderden nu, behalven een ander Specimen inaugurale, ook een Kerkelyk getuigenis omtrent zyn gedrag van den Kerkeraad van Haarlem, en een Academisch getuigschrift van den Hoogleeraar