Een bon mot.
De Heer A***, Hoogleeraar op de Hoogeschool van Saumur, was gewoon, alle morgens geregeld vyf uuren op zyn Boekvertrek door te brengen, en zeer stipt op het uur van zyn middagmaal. 't Gebeurde dat hy ten bepaalden middaguur niet beneden kwam. Zyne Egtgenoote vervoegde zich op zyne Studeerkamer, en vondt hem nog druk met leezen bezig. Zy voegde hem toe: ‘Ik wenschte wel, myn Waardste, dat ik een Boek was.’ - Waarom? - ‘Omdat gy dan steeds by my zoudt weezen.’ - Ik zou hier niets tegen hebben, hervatte de Professor, mits gy een Almanak waart. - ‘Waarom een Almanak, myn Lief?’ - Omdat ik dan alle Jaaren een nieuwe zou hebben.